Vrij Nederland. Boekenbijlage 1985
(1985)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
Milena de vriendin van Kafka door M. Buber-Neumann Uitgever: Nijgh & Van Ditmar, 215 p., f 39,50
| |
GeëxcommuniceerdJournalistieke nieuwsgierigheid naar het lot van de anti-fascistische emigranten die door de Sovjets aan Hitler waren uitgeleverd, had Milena contact doen zoeken met Margarete Buber. Margarete was onmiddellijk na haar aankomst in Ravensbrück verhoord door haar politieke medegevangenen en door hen uitgestoten als een ‘verrader’ die ‘leugens verspreidde over de Sovjetunie’. Toen Milena Jesenská zich niet liet dwingen om partij te kiezen tegen Grete Buber werd ook zij door de communistes geëxcommuniceerd. Kerkelijke termen liggen hier voor de hand. Milena wond zich op over het contrast tussen hun illusies over de proletarische democratie en hun onsociale gedrag in de praktijk. Communistes die in het Krankenrevier werkten, vroegen aan de zieken niet ‘Heb je pijn?’ of ‘Heb je koorts?’, maar: ‘Ben je lid van de partij?’ Ze vergeleek hun gedrag met dat der eveneens in Ravensbrück gevangen gezette Jehova's getuigen, wier christelijke naastenliefde niet verder reikte dan de eigen sekteleden. Milena sprak ook openlijk haar mening uit dat nationaal-socialisme en communisme tot even grote misdaden leiden. De woedende communistes verheugden zich alvast op de naderende bevrijding door het Rode Leger - omdat Milena Jesenská en Buber-Neumann dan tegen de muur zouden worden gezet. Uit de titel van de biografie die Margarete Buber-Neumann schreef over haar vriendin en lotgenote is duidelijk om welke ‘Milena’ het gaat: aan haar schreef Franz Kafka zijn Brieven aan Milena. Veel van die brieven hebben als aanhef: ‘Lieve mevrouw Milena.’ Als één van Kafka's eerste bewonderaars vertaalde Milena Der Heizer, Das Urteil, Die Verwandlung en Die Betrachtung in het Tsjechisch. Door die vertalingen ontmoette ze Kafka, in 1920, al kenden zij elkaar eerder als bezoekers van dezelfde Praagse cafés. Hun liefde voltrok zich voornamelijk in brieven. Milena woonde toen in Wenen, met haar eerste echtgenoot Ernst Polak, een ongelukkig huwelijk waar ze zich desondanks niet van los durfde te maken. Aan haar verhouding met Kafka kwam in 1922 een einde, toen hij haar smeekte om hem niet meer te schrijven en te voorkomen dat zij elkaar zouden ontmoeten. Milena schreef wanhopig brieven aan Max Brod, die hij opnam in Über Franz Kafka. Ook Margarete Buber citeert ze. Milena vraagt aan Brod of ze schuldig was, doordat ze ‘net als alle andere vrouwen op de wereld’ naar lichamelijke vervulling van hun liefde verlangde. Ze zag in dat ze daarmee ‘Frank’ angst had aangejaagd. Milena's brieven (ze schreef, op Kafka's verzoek, in het Tsjechisch) zijn verloren gegaan. Die van hem, pijnlijke uitingen vol ‘zelfkwelling, kwelling, zelfbeschuldiging, angst, geluk en hellepijn, overgave en vlucht’, werden door Milena vlak voor haar arrestatie aan een Praagse vriend, Willy Haas, in bewaring gegeven. Haas gaf ze uit in 1952. Zijn narede bij die uitgave (ook te vinden in de Nederlandse vertaling van Nini Brunt, Querido), eindigt Haas met de verzuchting: Et hoc meminisse juvabit; ‘Eens zal het een genoegen zijn (aan dit lijden) terug te denken.’ Die uitspraak (van Vergilius) geldt ook tot op grote hoogte voor de herinneringen aan Milena, door Margarete Buber bij wijze van liefdevolle rouw om een heel bijzondere persoon opgetekend. Een wrang genoegen is het wel. Voor het lezen van deze - bewogen, maar zonder bitterheid geschreven - mémoires geldt hetzelfde als voor alle kampliteratuur: het is leed dat niemand goed doet, omdat ook niemand er beter van is geworden. Het is een leugen, dat de mens door lijden waardevoller, edeler, wordt, schreef Milena tien jaar voor haar KZ-tijd. Een overmaat van leed kan mensen tot beesten maken, voegt Buber daar aan toe. Ze geeft verbijsterende voorbeelden hoe het systeem ook van de (niet-criminele) gevangenen moordenaars maakte. Door de voorbeelden die Buber daarnaast nog geeft van SS-Aufscherinnen die poogden menselijk te blijven, loopt de scheidingslijn tussen de goeden en de slechten in dit boek grilliger dan prettig is om aan te nemen. | |
Gevierd journalisteBuber publiceerde haar boek pas na vele jaren, in 1977 (het werd dit jaar ook door Fischer herdrukt, als pocket). Ze voer bij het schrijven bepaald niet alleen op haar herinneringen, al is alleen al indrukwekkend hoeveel kleurrijke details ze onthouden moet hebben van wat Milena haar over zichzelf vertelde. Voor het boek deed ze veel onderzoek. In het nawoord dankt ze velen onder Milena's vrienden die hun herinneringen vertelden of historisch materiaal ter beschikking stelden, en uit de ‘aantekeningen’ achterin blijkt hoeveel bronnen ze raadpleegde. Noch de episode-Kafka, noch de kamptijd nemen het grootste deel van het boek in beslag. Er is evenveel liefdevolle aandacht in de beschrijvingen van Milena's grauwe kinderjaren, haar ‘wilde’ tijd als bloeiend en mooi jong meisje, de ‘diepste diepten’ van haar ongelukkig huwelijksleven en de gelukkige periode als gevierde journaliste in Praag, wier politiek besef groeide met de gevaren die het prille democratische Tsjechoslowakije bedreigden. Buber excuseert zich (in het nawoord) nodeloos dat ze Milena's geliefde Bohemen en nog dierbaarder Praag niet uit eigen aanschouwing kent. Milena's levensverhaal wordt onnadrukkelijk maar voelbaar verteld vanuit het ‘heden’ van het kamp. Met Milena's ‘columns’ (in het Duits heten ze ‘Feuilletons’ - beschouwingen?), schitterende journalistiek, deed Margarete Buber wat ze moest doen: er ruim uit citeren. Er is een wondermooie schets bij van de laatste levensdagen van de dichter Karel Capek, het ‘In Memoriam’ dat ze schreef bij de dood van Franz Kafka (in 1924), en veel fragmenten uit de tegelijk dappere en gevoelige stukken die ze schreef vlak voor en tijdens de eerste maanden van de Duitse bezetting van Tsjechoslowakije. Daaronder is een gedurfde, provocerende analyse van het Tsjechische volkslied: ‘het is geen lied dat zich tegen iets keert, het wenst niemands ondergang, het wenst slechts ons voortbestaan.’ Een paar maanden nadien werd ze gearresteerd. Aan de Nederlandse uitgave voegde de vertaalster, Rachel Klein, een informatief, zij het wat summier, voorwoord toe met bio- en bibliografische gegevens over Margarete Buber-Neumann. Van de mooie gebonden uitgave is het een beetje zonde dat er zoveel zetfouten in zijn blijven staan. ■ |
|