Joods verzet in Oost-Europa
Roman van Primo Levi
If not now, when? Door Primo Levi Vertaald uit het Italiaans door William Weaver Uitgever: Summit Books, 250 p. Importeur: Van Ditmar, f 60,35
Karel Soudijn
De roman If not now, when? begint met een komische dialoog. Een klokkenmaker vertelt hoe weinig klokken er in zijn dorp waren. Dit verhaal wordt telkens onderbroken door een toehoorder die niet begrijpt hoe men dan in dat dorp kon leven. Voor de klokkenmaker vormen deze vragen een mooie aanleiding om de contouren van het dorp nog wat scherper te tekenen. De kerk had een uurwerk, maar dat was al jaren buiten werking. Hoe wist de klokkenluider dan op welk moment de kerkklokken moesten worden geluid? Heel eenvoudig: die man luisterde naar de radio en keek naar de stand van de zon en maan. Bovendien: de kerkklokken hoefden niet zo vaak geluid te worden. En verder: het klokketouw was een paar jaar geleden kapot gegaan, dus de kerkklokken konden helemaal niet meer worden geluid. Zo nodig schoot hij met een geweer in de lucht, maar dat kon ook niet meer, want de Duitsers hadden zijn geweer afgepakt.
De enige in het dorp die echt geïnteresseerd was in de tijd, dat was de rabbi. Hij had dan ook twee uurwerken: een staande klok en een wekker. De rabbi moest tenslotte precies weten wanneer de sabbat begon en eindigde. Probleem was alleen dat de staande klok en de wekker niet gelijk liepen. En zo leerde de klokkenmaker zich toch nuttig te maken: hij kon de rabbi helpen.
Juist door de absurd-komische details krijgt het verhaal al snel een tragische bijklank: de klokkenmaker is in de wereld waarin hij opgroeide voor bijna iedereen een overbodig personage. Dat hij de rabbi professioneel bij kon staan is maar een schrale troost: de joden uit het dorp liggen inmiddels in een massagraf dat zij van de Duitsers zelf hebben moeten graven. De verteller, die ook tot de joodse gemeenschap behoorde, is door een toeval ontsnapt. Als zwerver die zoveel mogelijk contacten met de bewoonde wereld schuwt, heeft hij zich tot nu toe in leven gehouden in Rusland. Toevallig hebben de gesprekspartner en hij elkaar ontmoet: degene aan wie het verhaal verteld werd, blijkt ook een joodse achtergrond te hebben en ontvlucht te zijn uit een Duits kamp.
Het begin van de roman van Primo Levi zit vol symboliek. Midden in de Tweede Wereldoorlog, ergens in Rusland, doet de klokkenmaker het verhaal van zijn schijnbare overbodigheid: het kost weinig moeite om daar de hele joodse gemeenschap in weerspiegeld te zien. Maar als zwerver heeft hij iemand gevonden aan wie een verhaal verteld kan worden; de weinige overlevenden van de Duitse terreur hebben kennelijk tenminste één belangrijke functie: de herinnering levend houden aan wat er heeft plaatsgevonden. In die zin symboliseert de klokkenmaker de romanschrijver zélf. Maar het lijkt ook alsof Levi alle joden die de oorlog hebben overleefd voor wil houden dat de zin van hun bestaan onder meer gevormd kan worden door het verder vertellen van wat zij weten en meegemaakt hebben. Ook elders in deze roman vertellen overlevenden elkaar veel verhalen: het is een manier om aan elkaar duidelijk te maken dat de Duitsers nog niet volledig in hun opzet zijn geslaagd om een volk uit te roeien.
Bij Levi is het vertellen van verhalen een vorm van verzet, maar het biedt ook troost: niet voor niets blijkt de verteller uit het begin van het boek Mendel te heten, een naam die is afgeleid van ‘trooster’. Mendel, de klokkenmaker, houdt als hoofdpersoon van deze roman een tijdperk ‘vast’ voor latere generaties.
Mendel vertelt aan het begin van het boek zijn verhaal, terwijl hij zich met zijn partner, Leonid, in een schuilplaats bevindt waar hij veilig denkt te zijn. Die veiligheid is maar tijdelijk: iemand uit een nabijgelegen dorp ziet bij toeval waar zij zitten. Mendel en Leonid voelen zich gedwongen om verder te trekken.
Levi's roman wordt nu het verslag van één lange zwerftocht die zich in de tijd uitstrekt van juli 1943 tot augustus 1945. In die zwerftocht kan men op zichzelf een symbolisering van de joodse geschiedenis zien (in augustus 1945 is het reisdoel Palestina, het beloofde land). Daarnaast heeft het rondtrekken in dit boek als belangrijke functie dat Levi een beeld kan schetsen van joods verzet in Oost-Europa. Mendel en Leonid sluiten zich aan bij een bende partizanen. Na enige tijd verlaten zij deze - door het Rode Leger gesteunde - groep om terecht te komen in een nederzetting in moerassig gebied, waar joodse overlevenden (en anderen) zich hebben teruggetrokken.
Deze nederzetting biedt tijdelijk veiligheid, maar wordt door de Duitsers ontdekt en vernietigd. De weinigen die de aanval overleven, trekken voort en vinden een rondzwervende joodse verzetsgroep. Het grootste deel van de roman wordt gevormd door een beschrijving van de verdere geschiedenis van die groep. Deze trekt eerst westwaarts, door de frontlinie heen en Polen in. Als de oorlog is afgelopen, trekken de overlevenden van deze groep door Duitsland naar Italië, waar men zich voor Palestina hoopt in te schepen.