Vertaald
Penelope trekt ten strijde door Oriana Fallaci, vertaling Henny Rip (Bert Bakker, 246 p., f 27,50). Het is misschien commercieel een goed idee om vroeg werk van een auteur uit te geven als de naambekendheid zo groot is dat er klakkeloos gekocht wordt, maar voor de lezers kan het tegenvallen. De Italiaanse Oriana Fallaci is hier beroemd geworden door Een man en Brief aan een ongeboren kind. In 1962 al schreef zij Penelope trekt ten strijde, dat door de tijd behoorlijk is achterhaald en overigens ook behoorlijk zwak is. ‘Penelopes zijn niet meer in de mode,’ zegt Giovanna, de heldin, die haar naam vermannelijkt tot Giò en naar Amerika vertrekt op zoek naar haar ware identiteit en vrijheid. In New York vindt ze de man terug op wie ze als twaalfjarige verliefd werd. Dan begint de ellende: Richard is homoseksueel (hem valt wel de eer te beurt om Giò te ontmaagden), bang en laf. Hij wordt ‘onderhouden’ door de sterke Bill en onderdrukt door zijn moeder, bij wie hij in huis woont. Tussen Bill en Giò ontwikkelt zich een verliefde haat en uiteindelijk wil Giò de beide heren. Ze kan niet kiezen, dus vlucht ze. Terug in Italië bij haar trouwe Francesco, die als een Penelope op haar gewacht heeft, ‘spreekt zij tegen hem als een man’ (ze vertelt de waarheid), wat niet goed valt. Francesco vindt het leven al hard genoeg zonder openheid; laat staan met openheid. Bovendien vindt hij het een ‘smerig’ verhaal. Maar Giò houdt er toch iets aan over; ze is scenarioschrijfster en beseft dat haar eigen verhaal het goed zal doen als ze het maar gelukkig laat eindigen. Giò blijft een verward gekje, wier denken en handelen niet erg overtuigend overkomen. Fallaci wil dat wij Giò's karakter bewonderen omdat ze zo flink is en bereid iedereen van wie ze gehouden heeft te verkopen en te
verraden om veel geld te verdienen: ‘Ik trek ten strijde en volg een wet van mannen: of ik of jij.’
De verwonding door Heinrich Böll, vertaling Pim Lukkenaer (Manteau, 201 p., f 29,90). Bij de ordening van het Böll-archief in Keulen werden ongeveer zeventig teksten ontdekt. Hiervan zijn nu tweeëntwintig verhalen die kort na de oorlog geschreven zijn, gepubliceerd in De verwonding. Böll die van 1939 tot 1945 frontsoldaat was schrijft in de meeste van deze verhalen over de oorlog. Die oorlog wordt bekeken vanuit de positie van een eenvoudige soldaat, nooit een held. De hoofdpersoon in het titelverhaal ziet de zin van vechten niet in; voor hem en voor anderen is zelfverminking een manier om van het front te kunnen vluchten. In ‘Jak, de lokvogel’ zitten twee mannen 's nachts op een waarnemingspost waar ze voortdurend iets horen of zien maar: ‘Het is niets; het is hun angst die daar beweegt, dat is de hel, dat is de oorlog, dat is de hele rotzooi die ons gek maakt.’ Andere onderwerpen die aan bod komen zijn het sadisme en de willekeur waarmee Duitse soldaten gevangenen doden in ‘Doodsoorzaak, haakneus’ en de gevolgen zoals die na de oorlog doorwerken in ‘Ik kan haar niet vergeten.’ In deze vroege korte verhalen van Böll, die heel sober, zonder veel literaire pretenties zijn geschreven, is duidelijk de latere, grote schrijver te herkennen. De morele strijdvaardigheid die deze bundel kenmerkt, de pacifistische houding die er uit spreekt heeft Böll nooit verlaten.
Het huis van vreugde door Edith Wharton, vertaling Djuke Houweling (De Prom, 352 p., f 32,50). Marilyn French heeft zich met succes ingezet om de romans van de Amerikaanse Edith Wharton (1862-1937) uit de vergetelheid te halen. De thematiek in het werk van Wharton sluit aan bij wat in de hedendaagse literatuur wordt behandeld: de vrouw die een persoonlijke vrijheid voor zichzelf opeist. Wat dat inhoud wordt verwoord door een van de (mannelijke) personages in de roman: ‘Vrijheid van alles - van geld, van armoede, van rust en zorgen, van elk materieel toeval. Het in stand houden van een soort republiek van de geest.’ De hoofdpersoon, Lily Bart, is charmant, onzeker en bovenal mooi: haar portret vormt een studie van belemmeringen en verspilling van menselijke en intellectuele mogelijkheden; gevoel en seksualiteit worden onderdrukt. De achtergrond van Lily wordt gevormd door een reeks briljant geobserveerde en beschreven lagen van de samenleving. Er komen verschillende sociale klassen in voor, omdat Lily in status geleidelijk achteruit gaat. Door haar opvoeding en haar hang naar luxe zit zij gevangen in het rijke Newyorkse society leven. Ze heeft geld nodig en omdat ze dat niet van zichzelf heeft moet ze met iemand trouwen die dat wel heeft om zich te handhaven. Ze verafschuwt echter de meeste mannen die in aanmerking komen; ze zijn weliswaar bemiddeld maar dodelijk saai en bekrompen. Haar eind moet wel tragisch zijn. Whartons boeken doen onvermijdelijk denken aan Jane Austen, maar waar Austen aan de oppervlakte blijft, graaft Wharton. Zij is militanter ten aanzien van de problemen waarmee vrouwen door de eeuwen heen te kampen hebben gehad.
MARIJKE HILHORST