Sympathieke vreemdeling
Het blijkt dat Last zich zeer wel bewust was van het feit dat hij eigenlijk meer vroeg dan Gide kon geven, dat hij nooit tot de magische cirkel van grote vrienden van de schrijver zou behoren. ‘Het idee dat ik nooit méér zal zijn dan een sympathieke vreemdeling is voor mij onverdragelijk’, constateert hij, achteraf, in 1948 enigszins bitter. Toch heeft Gide ongelooflijk veel voor hem gedaan, als je al die brieven leest. Hij heeft zitten bibberen in een zomerhuisje in Epe, hij ondersteunt hem met geld als dat nodig is en, vooral, zorgt ervoor dat Lasts wapenbroeder uit Spanje, Harry Domela, die als zoveel statenloze oud-strijders in een Frans concentratiekamp terecht was gekomen, daaruit bevrijd wordt. Nog in juli '39 schrijft hij: ‘Je vriendschap heeft me veel gegeven en blijft zeer kostbaar voor me. Ik geloof dat ik niet geheel en al dezelfde zou zijn als ik je niet ontmoet had.’ Maar na de oorlog worden de dagen tussen hun brieven weken, ja zelfs maanden. Lasts affectie is nog even groot maar Gide neemt duidelijk meer afstand. De politieke basis van hun wederzijdse belangstelling is weggevallen, het meeste over de verwerking van hun (homo)seksuele problemen is gezegd en met name Gide heeft wel wat anders aan zijn hoofd.
Enigszins komisch doen dan ook de woorden van Last aan wanneer hij Gide, die in 1947 de Nobelprijs voor literatuur gewonnen heeft, vermaant dat hij niet moet denken dat hij er al is want dat de prijs immers bedoeld is voor een veelbelovend schrijver. Maar onverminderd blijven hun uitingen van een vriendschap die in haar intensiteit zeer ontroerend is en die, zeker voor Jef Last, van onschatbaar grote waarde is in het benauwde Hollandse klimaat waarin hij vaak bijna stikte. Hoe zwaar viel het hem te schrijven: ‘Ik weet dat ik voor jou niets anders dan de laatste van een reeks nummers ben terwijl jij voor mij de eerste bent. De gedachte dat ik je ooit op een dag zal verliezen, is een nachtmerrie voor me. Op die dag zal ik pas echt alleen zijn.’
Die dag kwam op 19 februari 1951, als Gide in Parijs sterft. Hoe Last, die op dat moment in Indonesië was op uitnodiging van Soekarno, het doodsbericht van zijn grote vriend verwerkt, staat niet in deze ‘Correspondance’, maar laat zich raden. Daarop kom ik bij gelegenheid, in een uitgebreider werk over Last, terug.
■