Pocket & Paperback
Letters to Alice door Fay Weldon, Coronet Books 156 p., f 10,20. Tante Fay schrijft zestien brieven aan haar nichtje Alice, die op de universiteit Jane Austen moet lezen. Ze heeft daar helemaal geen zin in, wil liever zelf een boek schrijven. Tante vraagt zich af of op de universiteit liefde voor literatuur wordt bijgebracht, ‘they (...) breaking it down into its component parts in an attempt to discover its true nature’. Ze vindt dat haar nichtje zeker moet lezen en raadt haar af nu al een boek te schrijven. Weldon schrijft niet alleen met veel liefde over Jane Austen maar houdt op zeer onderhoudende toon een pleidooi voor de literatuur. Ze schetst de sociaal-historische context waarbinnen Austen schreef. Op een vanzelfsprekende toon schrijft ze over belangrijke literaire vraagstukken en typeert tussendoor op venijnige wijze minder verheven zaken als de Engelse keuken. Je zou haar rake observaties willen onthouden, deze bij voorbeeld: ‘“Instinct” usually just means our conditioning to believe this or believe that, without thinking to investigate.’
Ook de vergelijkingen zijn mij uit het hart gegrepen. ‘I have just finished writing a novel, and the sensation is wonderful; as wonderful as when guests, however much loved and welcomed, actually Go Away.’ Een perfect boek dat verplichte literatuur zou moeten zijn voor literatuurwetenschappers, studenten in de letterkunde en dames en heren die schrijver willen worden. Geen nare plicht overigens want het is een amusant en aanstekelijk boek, om met de woorden van Rudi Wester (VN 15-12-1984) te eindigen.
The Irish Signorina door Julia O'Faolain, Penguin, 187 p., f 11,35. Dit verhaal begint als eer deeltje uit de Bouquet-reeks: Anne, een jonge Ierse vrouw gaat in op de uitnodiging van markiezin Cavalcanti om de zomer door te komen brengen op haar landgoed in Toscane. Anne heeft enkele jaren voor haar zieke moeder gezorgd en gunt zich nu, na haar dood, deze ontspanning. Haar moeder heeft vroeger als au-pair voor de markiezin gewerkt met als taak het chaperonneren van de licht gestoorde dochter. Anne ontmoet de zoon en kleinzoon van de markiezin, die beiden betrokken zijn - zij het aan verschillende zijden - bij een ontvoering. Zij wordt voor vader en zoon gewaarschuwd, voelt zich echter tot allebei aangetrokken. De liefde is een voortdurend onderwerp van gesprek; wat het betekende voor de oude Grieken, voor de Florentijnse aristocratie in de zestiende eeuw, en wat het voor henzelf betekent. Anne wordt door iedereen gemanipuleerd maar uiteindelijk krijgt zij van de oude markiezin de troeven in handen om iedereen naar haar hand te zetten. Zij doet een soort omgekeerde oedipale driehoek ontstaan. Een knap geconstrueerd boek dat in een soepele stijl geschreven is en tot op het laatste moment blijft boeien. De berekenende keuze van de hoofdfiguur aan het slot komt iets te onverwacht, na de ietwat naïeve, afwachtende houding die ze gedurende het hele verhaal had ingenomen.
The defence diaries of W. Morgan Petty edited by Brian Bethell, Penguin, 159 p., f 11,35. Op 23 februari 1983 verklaart de heer Morgan Petty zijn huis en tuin tot ‘Nuclear Free Zone’. Roger helpt hem met het versturen van brieven naar Thatcher en Andropov. Samen maken ze van het perceel aan de Cherry Drive een goedbewaakt bastion, compleet met een anti-tankwal. Ze winnen bij allerlei instanties inlichtingen in over conventionele verdedigingswapens en vragen ministers en staatshoofden om advies. De antwoordbrieven zijn integraal opgenomen. Iemand die zonder voorbehoud zijn idealen nastreeft, wekt al snel de sympathie van de lezer. Maar de naïviteit van Petty is té groot. Zo stelt hij voor om het Londens Symfonie Orkest te vragen, als blijkt dat het vriendinnetje van Roger niet piano kan komen spelen op een tombola, georganiseerd om geld bij elkaar te krijgen voor de aanschaf van een tank. Aan prins Philip vragen ze de cadeaus die hij van bevriende staatshoofden heeft gekregen, aan Michael Foot zijn oude kleren - hij ziet er zo modern uit tegenwoordig! Brian Bethell neemt met deze creatie alles en iedereen op de hak, maar ik kan er werkelijk niet om lachten.
The Wall of the Plaque door André Brink, Flamingo 448 p., f 13,55. Andrea, een uitgeweken, zwarte Zuidafrikaanse is in de Provence om research te doen voor haar vriend, de schrijver Paul, een blanke Zuidafrikaan die een film gaan maken over de pest-epidemie in de veertiende eeuw. Ze onderzoekt niet alleen de middeleeuwse ellende maar probeert haar eigen verleden in Zuid-Afrika te verwerken. Paul dwingt haar min of meer samen te reizen met Mandla, een zwarte Zuidafrikaanse activist. Deze brengt haar met zijn aanwezigheid en opvattingen in verwarring. De relatie tussen de hoofdpersonen is geen makkelijke; de emotionele en politieke conflicten zijn legio. Andrea doet Paul inzien dat hij uit faalangst in plaats van een boek een film maakt. Hij schrijft het boek wanneer zij weggaat. ‘The only way I can possibly do justice to you is to try and imagine what it is to be like you.’ The Wall of the Plague is grotendeels geschreven vanuit het perspectief van Andrea. Brink had wat mij betreft iets bescheidener mogen zijn in de uitspraken over het gevoelsleven van mannen en vrouwen: absoluut verdacht vind ik het wanneer een auteur zijn vrouwelijke ik-figuur laat zeggen: ‘If a man really wants it very badly, and provided one cares enough, why not led hint have his way and rid both oneself and hint from the urgency of his need?’
De levensverhalen van deze drie figuren zijn knap dooreengeweven in een intrigerende tocht naar de stenen muur, in het middeleeuwse Frankrijk gebouwd om de pest te weren. Geen enkele muur echter, noch in het Hongarije van de jaren vijftig, noch in het hedendaagse Zuid-Afrika biedt weerstand tegen het kwaad.
REINTJE GIANOTTEN