[Nummer 30 - 27 juli 1985]
Ter zake
Rudie Kagie
Komend najaar beginnen de opnamen voor de Nederlands-Belgische speelfilm Mr. Butterfly, waarvoor Hugo Claus het scenario schreef. Beter gezegd: Claus bewerkte het draaiboek dat Patrick Conrad en Pierre Drouot vervaardigden voor Pallace Pier, een rolprent die nimmer de bioscoop zal bereiken. Film- en theaterproducent René Solleveld verduidelijkt hoe de vork in de steel zit: ‘Conrad en Drouot hadden aanvankelijk de toezegging van het Belgische ministerie voor de Nederlandstalige cultuur dat Pallace Pier gesubsidieerd zou worden. Kort daarop ontstonden er problemen omdat de criteria in België om voor subsidie in aanmerking te komen werden veranderd. Met Drouat hebben we al eerder een paar projecten uitgevoerd. We hebben gezegd: waarom maken we er geen coproduktie van? We hebben Hugo Claus gevraagd het verhaal op een aantal punten om te werken en er een aantal elementen uit te lichten. Het oorspronkelijke script speelde in de jaren vijftig, nu is het helemaal naar het heden getrokken. Het wordt een schandaalfilm, zo gezegd. Het Nederlandse Filmproduktiefonds financiert nu ook mee.’ De actualisering van het thema beantwoordt geheel aan de verlangens van Henk Burgerhout die zijn dagen vult met het zoeken van kapitaalkrachtige sponsors voor film- en theaterprodukties. ‘Het is makkelijker een sponsor te vinden voor iets wat in de tegenwoordige tijd speelt dan voor iets wat in het verleden is gesitueerd,’ redeneert Burgerhout. Hij werkt al met Solleveld samen bij de rock-opera Ik Jan Cremer, die volgens berichten gevaar zou lopen omdat er niet voldoende sponsors zijn. ‘Wat de kranten ook schrijven, de opera Ik Jan Cremer gaat op 10 augustus in Groningen in première,’ zegt
Solleveld op besliste toon. ‘We zijn al met Jan Cremer aan het praten over de verfilming van zijn boek. Voordat we met concrete uitwerking van plannen in die richting beginnen willen we even afwachten wat de impact van die rock-opera is.’
Foutje van Roel van Duijn, die het kortelings bij Meulenhoff verschenen gedenkboek Provo, de geschiedenis van de provotarische beweging 1965-1967 samenstelde: diverse oud-provo's vonden tot hun verbazing een ooit voor het blad Provo geschreven bijdrage in het boek terug. Om toestemming tot overname van hun teksten was niet gevraagd, evenmin ontvingen zij een geldelijke beloning voor het hergebruik van de artikelen. Het boek kost bijna veertig gulden in de winkel, zodat mag worden aangenomen dat het geen non-profit-uitgave betreft. ‘Uiterst vervelend’ kwalificeert ex-provo Christoph Hahn de herdruk van een kritisch stukje dat hij in 1965 over Drees schreef. ‘Mijn bovenbuurman moest me erop attent maken dat er een paar door mij geschreven pagina's in dat boek staan. Meulenhoff heeft me zelfs geen bewijs-exemplaar gestuurd. Die hele provo-tijd ligt ver achter me. Ik heb me inmiddels enig maatschappelijk aanzien verworven als leraar Duits aan een avondschool. Ik vind het nogal pijnlijk in de kringen waarin ik me thans beweeg door dat boek aan mijn provoverleden te worden herinnerd.’ De publicist Duco van Weerlee ontving per post wèl een gratis provoboek. ‘Er zat’, zegt hij, ‘een uiterst vriendelijk briefje van Meulenhoff-uitgever Laurens van Krevelen bij. Dit leuke boek, schreef hij, zal u ongetwijfeld genoegen doen, u komt er ook in voor. Toen dacht ik al meteen: wat een slijmerig briefje. Bladerend in het boek ontdekte ik dat er drie, door mij ondertekende artikelen in staan. Toen begreep ik dat briefje ook meteen: op die manier probeerde Van Krevelen natuurlijk eventuele claims te voorkomen. Strikt genomen zou ik de verspreiding van dit boek kunnen tegenhouden, lijkt me. Destijds schreef ik die teksten voor de lol, maar nu
zijn ze in een commerciële uitgave terechtgekomen. Als de samensteller mij even om toestemming had gevraagd, had ik er geen punt van gemaakt. Maar er is mij niets gevraagd.’ Meulenhoff-directeur Van Krevelen wijst alle verantwoordelijkheid van de hand: ‘Wij hebben uitsluitend met Roel van Duijn te maken. Wij hebben Roel er op gewezen dat iedereen toestemming moest geven voor het gebruik van teksten voor de publikatie. Als je het objectief bekijkt zeg je: dit is een bloemlezing, waar de medewerkers voor betaald dienen te krijgen nadat ze vooraf toestemming hebben verleend. In dit geval is het allemaal via de samensteller gelopen. We gingen ervan uit dat hij dat naar behoren had afgesproken; het spijt me als achteraf blijkt dat dit niet het geval is geweest. Provo was natuurlijk niet een heel geordende beweging. Misschien is dit boek daar in dat opzicht een gevolg van.’
Judy van Emmerik, de schrijfster van de nauwelijks serieus genomen bundel met ‘feministische’ literatuurkritiek Er moet nodig eens gelucht worden, maakt in oktober haar romandebuut met Een web van draden. Volgens René Voerman van de Amersfoortse uitgeverij Novella ‘wordt het een schitterend boek, al valt natuurlijk te bezien of de kritiek er ook zo over denkt.’ De roman verhaalt over de relatie tussen de zusjes Noortje en Pien na de dood van hun vader. Een eerder aangekondigd vervolg op Er moet nodig eens gelucht worden - waarin Van Emmerik haar kritici lik op stuk zou geven - is voorlopig van de baan. ‘Maar als zich in september iets schokkends voordoel op literair gebied is het best mogelijk dat daarover in oktober een boek van Judy in de winkel ligt,’ zegt uitgever Voerman.
‘Ontzettend veel mensen kijken er raar tegenaan, maar eerlijk gezegd kijk ik raar tegen die mensen aan,’ zegt de schrijver Peter ten Hoopen die vorige week de notariële akte tekende die hem samen met Stephan Viegen en Ton Vergouw directeur en mede-eigenaar maakt van het nieuwe reclamebureau VVtH. ‘Dat is uitstekend met mijn literaire bezigheden te combineren,’ vindt Ten Hoopen. ‘Elsschot was ook directeur van een reclamebureau. Waarom zouden de mensen liet dan eigenaardig vinden als ik wat dat betreft in zijn voetspoor treed? We moeten toch allemaal leven? Ik ben sinds vijf jaar schrijver van reclameteksten en in die tijd heb ik vier boeken geschreven. Ik ken auteurs die geen andere bezigheden hebben dan het schrijven van boeken, maar hun produktie ligt echt niet hoger dan die van mij.’ In februari verschijnt bij Contact de nieuwe roman die Ten Hoopen De priesterrekruut heeft genoemd. ‘Ik ben,’ zegt hij, ‘met Ewald Vanvugt naar Latijns-Amerika geweest en daar hebben we ons nogal veel in de sloppen begeven. Onder andere heb ik daar ook een aantal priesters ontmoet en daar is dit boek uil voortgekomen.’ De auteur meldt voorts dat zijn laatste verhalenbundel De liefdeskever komend najaar in vertaling bij Peter Hammer Verlag in Duitsland verschijnt. Met een Engelse editor is hij ‘in onderhandeling’ over een Engelse versie van het boek, waarvoor de internationale belangstelling kennelijk groter is dan in eigen land, waar het een geruisloos onthaal vond. ‘Ik ben ontzettend blij dat ik nu een métier heb waarin ik toch nog tijd kan vinden voor het schrijven van boeken,’ zegt Ten Hoopen. Of hij als een directeur van een beginnend reclamebureau niet zeven dagen
en zeven avonden per week voor de zaak in touw zal zijn? ‘Het eerste jaar is dat zeker het geval,’ geeft hij toe. ‘Maar ik heb duidelijk met mijn partners afgesproken dat ik schrijver zal blijven. Ze hebben daar begrip voor. Ik heb gezegd: ik ben geen Hundertprozentner, ik ben niet iemand die zijn leven kan vullen met reclame. Als ik niet kan blijven schrijven, houd ik op Peter ten Hoopen te zijn. Dan zal ik zó ongelukkig worden dal jullie niets meer aan me hebben. Er zijn nu dus allerlei afspraken en regelingen gemaakt, om te zorgen dat als het eerste jaar voorbij is, ik daar tijd voor krijg. Schrijven doe ik vooral 's nachts, het is denkbaar dat ik in de periode dat ik aan een nieuw boek werk 's morgens niet op kantoor verschijn. De klanten hoeven daar niets van te merken. Mijn partners nemen het management-aspect van de zaak voor hun rekening.’