Daan Cartens
Vervolg van pagina 4
maar prettiger op, dat hij niet wist waarheen’.
Of het Jonas inderdaad lukte zijn opvattingen wat minder serieus te nemen valt te betwijfelen. Wie er in dit geval heel wat minder moeite mee heeft de problematiek met een korreltje zout te nemen, is de verteller. Vanaf de eerste zin (‘De avond begon voor onze held met een bad’) wordt de lezer overspoeld door ironisch commentaar van de verteller op de gebeurtenissen en op het schrijven zelf. Door oubollige opmerkingen als de volgende wordt de overwegende melige toon van dit boek bepaald: ‘Zo, voorlopig zijn we wel weer bij genoeg intimiteiten geweest en onze nieuwsgierigheid is ook bevredigd. De dichteres en de tijgerin keren terug en verdwijnen uit elkaars leven. Dat houdt het aantal mensen dat we in de gaten moeten houden een beetje overzichtelijk.’
Door de jolige houding van de verteller die kennelijk niet zo zwaar tilt aan de problemen van een piekerende naoorlogse jongeman én door de vele karikaturale personages, maakt Daan Cartens het ons wel erg moeilijk geduld en interesse op te brengen voor het wee en wel van Jonas de Winter. De combinatie van ernst en luim die zoals bekend tot de mooiste effecten kan leiden, heeft in God weet hier niets van op mij geen speciale uitwerking gehad. Ook niet wanneer het de bedoeling was om een tegenwoordig goed in de markt liggende thematiek te parodiëren.
■