Voorheen de koloniën
Recente (her)uitgaven
Het Nederlands Koloniale Meubel Door J. Terwen-De Loos Uitgever: Wever, 183 p., f 39,50
Reis naar java Door Harold Nicolson Uitgever: Veen, 280 p., f 24,50
Wenken en raadgevingen betreffende het gebruik van indische planten, vruchten enz. Door J. Kloppenburg-Versteegh Uitgever: Servire, 365 p., f 75, -
Stille krachten van de kris Door H.W.M.J. Reijnders Uitgever: Moesson, 74 p., f 18,50
Tessel Pollmann
De hausse in Indië-lectuur is werkelijk opvallend. In de antiquariaten zijn boeken die een paar jaar geleden nog een paar gulden kostten duur of onvindbaar geworden, en handelaren in het oude boek vertellen dat er weinig meer aangeboden wordt. Mensen houden hun collecties vast - hun kinderen en kleinkinderen hebben er onverwachte belangstelling voor. Geen wonder dus dat er zoveel herdrukken verschijnen en dat manuscripten die jarenlang in de kast lagen nu opeens gepubliceerd worden. Tot die laatste groep hoort het boek van mevrouw Terwen-De Loos, die in het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden werkte en uit Indië kwam. Zij stierf in 1973. Haar boek is heel mooi uitgegeven, dank zij aardige culturele subsidies, al hadden er wat meer foto's in gemogen uit de periode tussen de twee wereldoorlogen.
Koloniale meubels zijn in de zeventiende eeuw nog de zware kabinetten en kasten, vaak van djatihout; interessant worden ze als ze sporen gaan dragen van de omgeving. Chinese en Indonesische invloeden zijn dan zichtbaar - al naar gelang de meubelmaker en de periode. Pas in het begin van de negentiende eeuw komt er een echte koloniale mode op, met het verdringen van het zware meubel ten gunste van lichte structuren. De rotan zittingen waren er al in de zeventiende en achttiende eeuw, maar ze worden pas functioneel in het moderne lichte meubilair dat dan prachtige stoelen oplevert: de Raffles-stoel en niet te vergeten de simpele, begerenswaardige lohan-chair, die een voorloper lijkt van de latere Breuermeubelen en de aanverwante produkten van Bauhaus. Ook de Chinees-beïnvloede meubels doen soms denken aan de Wiener Werkstätte en ook die zijn prachtig. De tekst van mevrouw Terwen is die van de vakvrouw: geen uitroepen, zelfs geen nostalgie, maar gedegen, zakelijk, specialistisch en helder. Waar bruikbaar, citeert zij uit literair werk, maar niet om tempo doeloe te dienen; daar houdt ze zich verre van, en dat is in een kunsthistorisch werk alleen maar voordeel.
De Raffles-stoel