Vrij Nederland. Boekenbijlage 1985
(1985)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
The complete letters of Sigmund Freud to Wilhelm Fliess. 1887-1904 Redactie en vertaling: J.M. Masson Uitgever: Harvard University Press, 505 p., f 109,05
| |
ReflexneuroseDeze correspondentie is vooral zo interessant omdat het als geen andere bron inzage geeft in de ontstaansgeschiedenis van wat de psychoanalyse zou worden. De meeste theorieën krijgt men in uitgewerkte vorm voorgeschoteld, alsof ze kant en klaar aan het brein van de denker ontsproten zijn, terwijl het vormen van een theorie natuurlijk een geleidelijk proces is, met veel sloppen, zijpaden en kronkelwegen. Zo heeft Freud enige tijd het masturberen en de coïtus interruptus als voornaamste bron gezien van het neurotisch lijden, en hechtte hij jaren lang geloof aan de bizarre theorieën van zijn vriend die allerhande pijnen en stoornissen, waaronder seksuele, als symptomen beschouwde van één klinisch syndroom dat in de neus ontstond: de zogenaamde ‘reflex-neurose’. Niet alleen liet Freud zich verschillende malen door Fliess voor hartklachten aan zijn neus behandelen, hij zat ook voortdurend te tellen en rekenen in de hoop bevestiging te vinden voor een andere theorie van Fliess over de cycli die alle fysiologische processen zouden doorlopen, een mannelijke van 23 en een vrouwelijke van 28 dagen. Bevruchtingen, ziektes, geboorten, stervensuren zouden plaatsvinden op de momenten dat deze cycli elkaar op de een of andere manier ontmoetten, en met enig gegoochel en elasticiteit bleken de data van menstruatie tot mazelen van het gezin Freud min of meer te passen in Fliess' schema's. Freud legt een in onze ogen wonderlijke verering aan de dag voor een figuur die uit zijn brieven naar voren komt als een vreemde getallenfreak; bovendien als een gevaarlijke fantast die er niet alleen bizarre ideeën op na hield over het verband tussen de neus en het geslachtsorgaan, maar deze ook in praktijk bracht door patiënten wier problemen hij als seksueel diagnostiseerde aan de neus te opereren, soms met desastreuze gevolgen. Zo kennen we inmiddels allemaal wel het griezelige verhaal over Emma Eckstein, een patiënte van Freud, die als gevolg van een neusoperatie door Fliess bijna het leven liet, omdat deze in zijn nalatigheid een halve meter verbandgaas in haar neusholte had laten zitten. Griezelig aan dit verhaal is vooral ook de manier waarop Freud zich in vreemde bochten wrong om zijn vriend van schuld vrij te pleiten: de bijna fatale fout van Fliess werd in de loop van een aantal brieven het neurotisch verlangen van Emma Eckstein die zich door haar bloedingen verzekerde van Freuds bezorgde aandacht. Weinig hysterisch waren overigens Ecksteins woorden toen het gaas voor Freuds verbouwereerde ogen uit haar neus getrokken werd en ze bijkwam van de hevige bloeding die hierdoor veroorzaakt werd: ‘Dus dit is de sterke seksualiteit.’
Schematisch diagram van de Seksualiteit, getekend door Freud bij een artikel over Melancholie
Onder: Emma Eckstein
| |
Hunkerend verlangenWat deze duistere episode vooral ook laat zien is hoe afhankelijk Freud zich toentertijd van Fliess voelde: hij kon het zich niet permitteren om hem te laten vallen. Uit bijna al Freuds brieven blijkt een hunkerend verlangen om Fliess te zien, contact met hem te hebben en bijval te krijgen voor zijn ideeën. Fliess was in deze jaren zijn enige gehoor. Freud schreef in deze periode belangrijke boeken, zoals de Studien über Hysterie (1895, samen met Breuer), Die Traumdeutung (1900) en Zur Psychopathologie des Alltagslebens (1901). Maar deze creatieve jaren waren voor hem ook jaren van grote vertwijfeling en onzeker zoeken naar de oorzaken van de neurosen. In dit geestelijk isolement zag hij Fliess als enige geestverwant aan wie hij zijn ideeën kon voorleggen. Hij kon hem eenvoudigweg niet missen, en Fliess kon jarenlang menige steek laten vallen zonder dat dit aan Freuds toon van devote, soms verliefde verering iets kon afdoen: ‘Hoeveel heb ik aan je te danken: troost, begrip, stimulering in mijn eenzaamheid, betekenis aan mijn leven (...)’ (1-1-1896). ‘Ik leef hier met een slecht humeur en in duisternis totdat jij komt (...)’ (3-1-1899). Freud blijkt uit deze brieven veel somberder, depressiever en vertwijfelder dan zoals we hem kennen uit menige biografie en uit zijn eigen latere brieven zoals bijvoorbeeld die aan Jung. Afgezien van de gêne die je af en toe bekruipt over de devote houding van Freud ten opzichte van Fliess, en afgezien van het in de vorige uitgave weggecensureerde drama rond Emma Eckstein, moet de sensatiewaarde van deze uitgave voor de op roddels en intrige beluste lezer toch wel wat teleurstellend zijn. En Emma Eckstein behoorde al voor menigeen tot de paradestukken van Freudiaanse schandelijkheden sinds Freuds arts en biograaf Max Schur van deze episode gewag maakte (in Some Additional ‘Day Residues’ of The Specimen Dream of Psycho-analysis, 1966, en (Freud, Living and Dying, 1972). Bovendien had Masson in The Assault on Truth de lotgevallen rond Emma Eckstein al uitvoerig uit de doeken gedaan. Niet alleen Freud, ook Masson blijkt bij nader inzien een intrigerende figuur. Zo honend als hij zich over Freud uitlaat in zijn vorige boek, zo benadrukt hij hier hoe aardig Freud uit deze brieven naar voren komt, en het wordt niet duidelijk wat hem zo deed omslaan in zijn waardering voor Freud. Tot slot - maar dit is meer een kwestie van wat de socioloog Goffmann ‘impression management’ noemt - waarom heeft Masson niet eerst dit boek uitgegeven, waarmee hij zijn reputatie als bekwaam en zorgvuldig Freud-vorser had kunnen vestigen, om pas daarna met zijn (nu eerder verschenen) mokerslag te komen? Maar de belangstelling voor deze briefwisseling zou weer nooit zo groot zijn geweest als ze niet vooraf was gegaan door Massons geruchtmakende aanval in The Assault on Truth. ■ |
|