Humeuren & Temperamenten
Romantiek
Gerrit Komrij
P. Hermanides
Romantiek, wat walmt dat woord van schimmel en wormstekigheid. Wat is dat begrip in de loop der tijden gelikt, gezogen, verkracht en doodgevreeën - na een lang en smartelijk lijden kwam deze trotse hetaere van weleer ergens tussen Nergenshuizen en Niemandsdorp terecht, u weet wel, daar waar het leprozenkerkhof ligt. Romantiek, we lopen er met een grote boog omheen. De stank is te groot. Alleen al het feit dat, in de politiek, zowel de Groenen als de nationaal-socialisten onder de romantici gerekend kunnen worden, betekent dat we huiverig zijn voor die term. Romantiek, het is het huilerige mededogen met het geringste schepsel Gods, met het onbenulligste binnenmeertje en het nietigste onkruid. Het is het reageren tegen landingsbanen en uitlaatgassen. Romantiek, het is de meedogenloze oerkracht om, in het besef van uitverkorenheid, de zwakke schepsels uit te roeien, de oceanen te vullen met bloed en alles wat je remt in je hoge bloei als schadelijk neer te maaien. Het is het stimuleren van natuurtrektochten en kampvuren. Romantiek, owee, owee. Niets dan weedom en weeïgheid. En toch, mijnheer, noem ik mij romanticus.
Als ik de romantiek, dat vat vol tegenstrijdigheden, lichtplekken en duisternissen, niet in me had - ik zou zijn als een hutspot zonder uien. Wat is de rede zonder specerij een smakeloos ding! Ze moet gekruid worden met geheimen, zich laten kneden en omvormen door beklemmende, stremmende, gistende, brandende pepers en angels, ze moet contrasten met zich laten versmelten om verteerbaar te blijven. Als ze niet zorgt voor de harmonie van het buitenissige, als de anti-rede haar niet liever is dan het niets en de onverschilligheid, houdt zij op rede te zijn. Daarom, mijnheer, noem ik mij romanticus.
Zoals het humanisme nooit de alchemie verloochende, zo mag ook het heldere verstand nooit zijn donkere complementen verloochenen, op straffe van een dor verstand te worden. Een verstand zonder humor, zonder creatief vermogen. Die zogeheten donkere complementen zijn niet onze vijanden, maar ons eigen vlees. En wie zijn eigen vlees wegsnijdt bloedt dood. De mens mag willen opstijgen zoveel hij wil, maar hij is als een vogel met gietijzeren veren. Wanneer hij in zijn vlucht beseft dat hij spartelt - hem zal veel leed worden bespaard. Daarom, mijnheer, noem ik mij romanticus.
Loochen het beest in u, zoveel u wilt. Loochen de God van de duisternis. Lach om de vragen, omdat u alle antwoorden immers kent. Hoon de idioot, de fantast en de harlekijn. Vertrappel het slijk in uw ziel. Minacht de gouden zonnetransen. Lach, hoon en loochen. Wees tevreden met uzelf. Wees geen dwaas. Overzie in alle gemoedsrust onze voortreffelijk geordende wereld. Vul uw brein met nuttige wetenswaardigheden, vul uw zakken met goud en wantrouw bijtijds uw medemens. Nee, u bent niet op uw achterhoofd gevallen. Minacht, hoon en wees gelukkig. De wereld rust als een open boek in uw hand. Ik beklaag u. Want ik, mijnheer, ik ben een romanticus.
Met een goedgemutste bokkepruik op roer ik de tedere krijgstrompet. Nooit is aan mijn zang de bloeddorstigheid vreemd, en een wenende dwaas ben ik. Het reptiel en ik zeggen elkaar goedendag. Ik geloof heilig in wonderen. Met gespleten hoeven deel ik aalmoezen uit en de het huist in mijn hart. Mijnheer, ik ken mezelf maar amper.