De fêtering van een poète maudit
Het bezoek van Verlaine aan Nederland
Twee weken in Holland. Brieven aan een vriend Door Paul Verlaine Vertaling: Frank de Zwager Uitgever: Kwadraat, 84 p., f 22,50
Gids bij de tentoonstelling Verlaine in Nederland. Het bezoek van 1892 in woord en beeld Samengesteld door J. Heijbroek en A. Vis Uitgegeven bij de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam, f 17,50
Jan Fontijn
Van 2 tot 14 november 1892 bracht Verlaine een bezoek aan Nederland. Hij heeft er een paar lezingen gehouden over de nieuwste ontwikkelingen in de Franse literatuur (het symbolisme en het decadentisme hadden juist hun hoogtepunt bereikt) en hij heeft verder voorgelezen uit eigen werk en dat van zijn collegadichters. Over dat bezoek, dat de toenmalige literaire wereld in Nederland danig bezighield, heeft Verlaine acht reisbrieven geschreven. Die brieven zijn gebundeld onder de titel Quinze jours en Hollande. Lettres à un ami in 1893.
Onlangs werden ze vertaald en uitgegeven onder de titel Paul Verlaine. Twee weken in Holland. Tegelijk met het verschijnen van deze vertaling is er een boeiende tentoonstelling over dat bezoek in de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam. Er zijn een aantal unieke documenten en afbeeldingen te zien. Veel fraaier echter nog is de gids bij de tentoonstelling Verlaine in Nederland. Het bezoek van 1892 in woord en beeld, samengesteld door J. Heijbroek en A. Vis. Het boekje is een lust voor het oog; het is wat de typografie en opmaak betreft zonder meer voorbeeldig. Sober en zakelijk geven Heijbroek en Vis een chronologisch verslag van Verlaines bezoek. Ze laten vooral de tijdgenoten zelf aan het woord, afgewisseld met prenten, tekeningen en foto's, die tijdens Verlaines verblijf gemaakt werden. Geduldig heeft Verlaine in die veertien dagen voor de Nederlandse schilders geposeerd en zo beschikken we over tekeningen en schetsjes van de hand van onder anderen Toorop, Isaac Israëls, Veth en Zilcken en unieke foto's van Willem Witsen. Het hoofd van Verlaine moet op de kunstenaars toen grote indruk gemaakt hebben. Ik zeg dat niet alleen op grond van de vele afbeeldingen maar ook gezien de talloze beschrijvingen van het uiterlijk van de dichter. Daar zijn lyrische beschrijvingen bij vol stoutmoedige beeldspraak. Ik geef een paar voorbeelden. Hier een deel van het portret in woorden van Jan Veth: ‘Woestheid van hartstocht en pracht van stemmig gemoedsfijn vechten samen in dat onvernist gelaat, dat van een op zwerven geraakten poorterszoon, dat van een middeneeuwschen wapensmid kon zijn.’ Van Looy: ‘Zijn neusgaatjes doen denken aan die van een bok, maar ook dacht ik aan de figuurtjes die in de kast van een viool zoo mooi zijn.’ De verslaggever van de NRC bij de eerste lezing van Verlaine maakt het wel erg bont. Zie maar wat hij over de ogen van de dichter zegt: ‘In de enorme
oogkassen twee zwarte vlekjes, die telkens als vischjes verschieten en dan weer duidelijk en zoet lichten, als een nachtlampje, donkerfluweelen sliertjes van oogen, die Japansch scheef staan, onrustig naar ter zijde schieten en slechts heel zelden opzien, maar dan u ook íneens aangrijpen, met hun blik van verbijsterende en zoete melancholie.’
Uit alles is te merken dat men nieuwsgierig was hoe die Franse dichter, over wie zovele geruchten de ronde deden, er uit zou zien en wat voor een persoonlijkheid hij zou hebben. Was dat nu de man die in het begin van de jaren zeventig een intense vriendschap had gehad met Rimbaud en die gepoogd had die vriend neer te schieten? Was dit nu de man die jarenlang in de gevangenis had gezeten, die zijn moeder geslagen had en zijn vrouw had proberen te wurgen en die bekend stond als een depressieve drinkeboer?
De Leidse hoogleraar Jan ten Brink, in die jaren ondanks zijn Zola-voorkeur een typische vertegenwoordiger van de behoudende literatuur, weigerde voor een van de conferences van Verlaine in te tekenen. Hij had alleen achter de naam van Verlaine ‘tuchthuisboef’ willen schrijven. Dit kwam Verlaine ter ore. Tijdens zijn voordracht in Leiden zinspeelde hij op dit voorval door een stuk proza voor te lezen waarin het woord ‘voyou’ enkele malen voorkwam. Hij werd beloond met een donderend applaus.
De kunstenaars, die de ‘poète maudit’ uitnodigden, moeten geweten hebben dat hij weerstanden zou oproepen. Wat had hen bewogen? Ze wilden in de eerste plaats de in financiële moeilijkheden verkerende dichter een paar onbezorgde weken verschaffen en wat geld (de opbrengst van de lezingen). Maar ongetwijfeld wilden ze ook een literair gebaar maken door een kunstenaar uit te nodigen, die zo overduidelijk gedemonstreerd had lak te hebben aan de bourgeois-normen en in geen enkel opzicht op het type van de dominee-dichter leek. Volgens de schilder Thorn Prikker had Verlaine in een café beweerd dat je als artiest vanzelf anarchist moest zijn. Als je om je heen de ‘chappies’ (vlerkige burgers) ziet, wil je er wel eens, aldus Verlaine, een paar in de lucht zien, hierbij doelend op de anarchistische aanslagen in die tijd.
Spotprent in de Nederlandsche Spectator van december 1893
Maar tijdens zijn bezoek is Verlaine de vriendelijkheid zelve. In Den Haag steelt hij het hart van zijn gastheer, de rijke schilder Zilcken, door allerliefst met diens dochtertje te spelen. Hij laat zich flink fêteren, drinkt een flink glaasje wijn en laat zich vooral de Hollandse bitter goed smaken.
Wat het boekje Verlaine in Nederland vooral laat zien, is dat allerlei mededelingen in het reisverslag van de dichter Quinze jours en Hollande met een korreltje zout genomen moeten worden. Zo wijdt Verlaine twee bladzijden van zijn boekje aan een bezoek in het Mauritshuis in Den Haag op 4 november. Hij staat uitvoerig stil bij de beschrijving van het inwendige en uitwendige van het gebouw en prijst een aantal schilderijen. Uit brieven blijkt echter dat het bezoek nooit heeft plaatsgevonden. Wat was het geval? Verlaine had voor het schrijven van zijn verslag de hulp ingeroepen van zijn gastheer Zilcken. Deze Zilcken timmerde een gefingeerd bezoek aan het Mauritshuis in elkaar. Jan Veth op zijn beurt droeg ook iets bij en bezorgde Verlaine de literaire portretten van Perk, Kloos, Verwey en anderen.
Een evenement dat zeker wèl plaatsvond, was de ontmoeting tussen Verlaine en de excentrieke en beruchte schrijver en Rozenkruiser Sar Péladan. Verlaine bleef een paar dagen langer in Nederland om een lezing van deze Péladan bij te wonen. Ze dineren samen. Verwey schrijft hierover: ‘Aan een tafel met brandende bougies en twintig gasten zat hij over Verlaine, zijn sluwe pikzwarte hoofd, en lenig lijfje in zwart-zij jakje en met witkanten befje en sluitend tot de vrouwelijke handjes, bruin-satijnen kuitbroek in hooge witte laarzen (...) 't Is een hansworst.’
Als een verslaggever van de NRC in mei 1895 Verlaine in een hospitaal opzoekt, weet deze zich van zijn verblijf in Nederland alleen de bezoeken aan de Nes in Amsterdam en aan cafés goed te herinneren. Van de namen van de Nederlandse dichters was hem weinig bijgebleven.
■