Wereldleed
Uiterst boeiend is Singers relaas over de Schrijversclub in het Warschau van tussen beide wereldoorlogen. Singer had al heel jong besloten schrijver te worden. Hij werd als jongeman corrector voor een literair blad en kwam zo in contact met schrijvers en intellectuelen. In diezelfde tijd had hij een verhouding met een vrouw die zijn moeder had kunnen zijn. Andere verhoudingen volgden. Singer begon verhalen in het Jiddisch te schrijven die in literaire tijdschriften werden gepubliceerd en hem bekendheid opleverden bij de leden van de joodse Schrijversclub, waar Singer niettemin een rara avis bleef omdat hij noch overtuigd communist of socialist noch overtuigd zionist was. Bovendien bleef de echte doorbraak naar succes als schrijver uit en dat was de voornaamste oorzaak dat er bijna geen dag voorbijging of Singer wilde zelfmoord plegen. (De ontboezeming hierover is bijna een verademing voor de lezer waar Singer daarvóór alleen spreekt over het hem wanhopig makende ‘wereldleed’).
Singer schrijft enkele malen met waardering over Geschlecht und Charakter van de joodse antisemiet en vrouwenhater Otto Weiniger. Het is ironisch dat zijn eigen boek onbedoeld een soortement ‘weerlegging’ is van Weinigers stelling dat ‘de jood’ ongeniaal is. Want kenmerkend voor het genie zijn volgens Weiniger onder meer een ver in de jeugd teruggaande herinnering en een gevoel van gelijktijdigheid met al het historische. Welnu, tot verbijstering van zijn moeder herinnerde Singer zich nog exact het dorpje bij de Weichsel waar hij was geboren en wat het tweede aangaat: hij werd als kind gefolterd bij de gedachte aan de pogroms uitgevoerd door de zeventiende-eeuwse kozakkenhoofdman Bogdan Chmelnitski. Ik weet best dat het eigenlijk te veel eer is voor opvattingen als die van Weiniger om er met feiten tegenin te gaan, maar ik kon de verleiding niet weerstaan.
Singers boek eindigt met het verhaal van zijn totale vervreemding in zijn nieuwe vaderland, Amerika - hij is dan even in de dertig. Zo ‘doodgelopen’ zet hij zichzelf daar neer dat de lezer zich met enige moeite weer te binnen brengt dat Singer nog leeft en zeven jaar geleden de Nobelprijs kreeg.
■