Vertaald
Zo is het gebeurd door Natalia Ginzburg, vertaling J.H. Klinkert-Pötters Vos (Meulenhoff, 100 p., f 24,50). Van de vertaling van de korte roman E stato cosí uit 1947 verscheen onlangs een tweede, geheel herziene druk. Het begin van het verhaal doet denken aan Een nagelaten bekentenis van Emants: ‘Ik heb op zijn ogen geschoten. Maar al een hele tijd dacht ik dat ik dat de een of andere keer zou doen.’ Een eenzame, desperate vrouw vermoordt haar echtgenoot. Na haar daad zwerft ze door de stad. Ze weet niemand om naar toe te gaan. Uiteindelijk komt ze weer thuis; moe, nat en koud. Ze gaat aan de marmeren keukentafel zitten. Uit de gootsteen stijgt een walgelijke lucht op en de wekker tikt op de kast. Ze pakt pen en inkt en begint haar eigen procesverbaal te schrijven op het papier waarop zij anders ook altijd haar verantwoording aflegt: ze schrijft in het huishoudboekje. Dit is een sober geschreven roman over een onmogelijke liefde. Haar daad is niet het resultaat van een plotselinge vlaag van woede; al jaren lang is er aan de grenzen van haar tolerantie geknabbeld. Eens verbeeldde de vrouw zich dat ze van deze man hield en ze kreeg hem zelfs zo ver dat hij haar trouwde. Nooit heeft hij afscheid kunnen nemen van zijn minnares die hij onder het mom van zakenreisjes bleef zien. De hoop die ze koestert om greep te krijgen op de situatie door de minnares te ontmoeten, wordt de grond in geboord; in de schitterend beschreven episode blijkt de superioriteit van de rivale. Vlak nadat de echtgenoot heeft besloten alleen te gaan wonen, sterft hun dochtertje. Deze aangrijpende gebeurtenis doet hem weer blijven maar brengt geen verandering in de verhouding. Integendeel, de conflictsituatie loopt uit op een wanhoopsdaad: de moord. De Italiaanse Natalia Ginzburg heeft in Nederland vooral veel aandacht gekregen voor haar perfecte
novelle Valentino.
Mijn broer Christopher. Een verboden liefde door Carolyn Slaughter, vertaling Nel Willems-Dirkmaat (Hollandia, 222 p., f 24,50). Een belangrijk aspect van porno is dat er een verboden geur aan kleeft, die het gebodene des te aantrekkelijker maakt. De Nederlandse uitgever van Carolyn Slaugther heeft dat heel goed begrepen en de oorspronkelijke titel The story of the weasel vertaald met Mijn broer Christopher. Een verboden liefde. De schrijfster probeert het verhaal een authentiek tintje mee te geven door de jonge vrouwelijke hoofdpersoon haar volledige bekentenissen over de incestueuze verhouding met een broertje in een dagboekachtige vorm weer te laten geven. Extra pikant moet de roman worden doordat het verhaal zich afspeelt tegen het eind van de negentiende eeuw. De stijl is abominabel; ten minste negenmaal valt de hoofdpersoon zichzelf in de rede met zinnen als: ‘Misschien moet ik er nog even bij zeggen dat...’ en: ‘Maar ik had beter eerst kunnen vertellen dat...’ De hartstochtelijke liefde die de tienjarige Catherina voelt voor haar twee jaar oudere broertje Chris leidt tot geslachtsgemeenschap als zij op zolder een koffer openbreken waarin prikkelende foto's blijken te zitten. Als ze de foto bestuderen van een naakte, hoogzwangere vrouw die met touwen strak ingesnoerd is, krijgt zij ‘een kloppend gevoel in haar edele delen’ en valt haar op ‘dat de voorkant van zijn broek uitstak’. De koffer behoorde toe aan hun vader, een sadistische man die eens zonder reden de hond van de kinderen dood trapte. De overige personen zijn al net zo obligaat. Een vleugje de Sade, een snuif Lolita, omlijst door een randje kant van de lingerie die de losbol van een moeder van haar (uiteraard) Franse minnaar ontvang. Al deze elementen moeten zorgen voor een scherp contrast tussen de zuivere liefde tussen twee kinderen die verboden
is en vunzige praktijken die worden getolereerd.
Bloed, brood en poëzie door Adrienne Rich, vertaling Nettie Vink et al (Sara, 333 p., f 28,50). Van Adrienne Rich zijn in dit boek vijftien essays gebundeld uit de periode 1971-1984. De schrijfster is vooral bekend geworden door haar theoretische bijdragen aan het feministisch denken. In deze bundel zijn ook literaire essays opgenomen zoals ‘De beproevingen van een moederloze vrouw’ waarin Rich de hoofdfiguur Jane Eyre uit het gelijknamige boek van Charlotte Brontë analyseert. Ze probeert aan te geven welke actuele waarde dit boek voor ons heeft, door te laten zien dat Jane Eyre een sterke geest was op haar twintigste en nog is op haar dertigste, die tegenwicht zoekt bij een ander. De geest die deze roman volgens Rich ademt is die van seksuele gelijkheid - zowel op het spirituele als op het praktische niveau. Bij Rochester vindt Jane dat evenwicht. De wat sektarische benaderingswijze van Adrienne Rich levert interessante gezichtspunten op maar gaat soms gepaard met een bombastisch taalgebruik waar ik van moet zuchten. In het essay over ‘De kracht van Emily Dickinson’ staat bijvoorbeeld deze zin: ‘Ik wil stellen dat de poëzie van een vrouw over haar relatie tot haar demon - haar eigen actieve, creatieve vermogens - in de patriarchale cultuur de taal gebruikt van de heteroseksuele liefde of de patriarchale religieuze beleving.’ Behalve nog een stuk over de poëzie van Elizabeth Bishop behandelen de overige essays geen literaire onderwerpen. Enkele titels zijn: ‘Bevoorrechting, inkapseling en macht’; ‘Ontrouw aan de civilisatie: feminisme, racisme en gynofobie’; ‘Gedwongen heteroseksualiteit en lesbisch bestaan’. De vaak speculatieve opmerkingen zijn soms waardevol en dikwijls provocerend. De toon van het hele boek is bloedserieus maar feministsiche denkers blijven broodnodig. Kort geleden verscheen
ook de Nederlanse vertaling van een selectie uit de poëzie van Rich.
Giovanni's kamer door James Baldwin, vertaling G.A. Prinsen (De Bezige Bij, 212, p., f 28,50). Giovanni's Room werd door de Amerikaanse uitgever van Baldwin geschokt geweigerd; een paar jaar later, in 1956, durfde een Engelse uitgeverij het wel aan. De weigering was waarschijnlijk gebaseerd op het feit dat het onderwerp van de roman een liefdesrelatie tussen mannen betrof en dat een zwarte schrijver als hoofdpersonen blanken had genomen. Hoofdthema's van Baldwins oeuvre zijn homoseksualiteit en het rassenvraagstuk. De meeste van zijn romans zijn vanuit een ‘non-racial point of view’ geschreven. In de kamer van Giovanni speelt zich de relatie af tussen hemzelf en een Amerikaanse jongen die zijn geluk in Parijs komt beproeven en wiens vriendin Hella voor lange tijd afwezig is. David is indolent, laat zich het hele avontuur aanleunen terwijl Giovanni met zijn Italiaanse, spontane aard zich volledig in deze verhouding stort. Hij houdt van David en ziet hun relatie als een ontsnappingsmogelijkheid uit een ranzig en tot zielige eenzaamheid leidend homobestaan, waarin angst heerst en waardigheid volkomen verloren gaat. Onmiddellijk nadat Hella terug is ‘bekeert’ David zich weer tot de heteroseksualiteit, miskent en ontkent Giovanni. Deze pleegt in wanhoop een moord en dan voelt David zich schuldig. Hella ontdekt uiteraard alles en keert, zo snel de boot haar brengen wil, terug naar Amerika. In alle opzichten is Giovanni's kamer een bekentenisroman. David die krampachtig zoekt naar een oorzaak van zijn gevoelens wordt aan het eind van het verhaal geen enkel perspectief geboden.
MARIJKE HILHORST