Het mentale proces
Zowel Blood on the Dining-Room Floor als Everybody's Autobiography werden geschreven naar aanleiding van Steins eerste (en enige) kassucces The Autobiography of Alice B. Toklas (1932). In overeenstemming met haar opvatting van schrijverschap was alles wat zij over mensen schreef ‘autobiografie’ of ‘portret’. Het Alice B. Toklas-verhaal was niet bepaald representatief geweest voor haar werk. Alice Toklas, een wat nondescript, bohémienachtig iemand uit Californië maar ongetwijfeld met de nodige humor en loyaliteit, woonde met Gertrude Stein aan de rue de Fleurus 27 in Parijs, het adres waar Stein de ‘salon’ presideerde die haar in artistieke kringen bekendheid gaf voor er iemand een regel van haar had gelezen. De schilders Braque, Matisse en Picasso waren daar regelmatige bezoekers evenals, van de (toen) jongere generatie Amerikaanse schrijvers, F. Scott Fitzgerald, Sherwood Anderson, Ernest Hemingway en Thornton Wilder. The Autobiography of Alice B Toklas is een wat spottend geschreven verhaal, waarin Alice Toklas wordt opgevoerd als de vertelster, die karikaturale portretjes tekent van wat bekende figuren, inclusief Gertrude Stein zelf, in wat die een typische Alice Toklas-stijl vond. (Die bleek later inderdaad veel te lijken op de stijl waarin de echte Alice Toklas haar memoires schreef.) Het publiek, niet vermoedend dat het keek in zijn eigen lachspiegel, vond dat boekje prachtig. Dat was nog eens autobiografie (roddel, privé-onthullingen, etcetera). Het vloog de winkels uit en Gertrude Stein zag zich geconfronteerd, onverhoeds, met brede publieke belangstelling.
‘Communication,’ stelde ze vast, ‘has made communication impossible.’
Opgezweept door geluiden van rinkelende kassalaatjes wilden uitgevers nu méér leuke verhalen zien. Om weer op gang te komen na alle commotie, begon Stein aan een detectiefje: Blood on the Dining-Room Floor. Daarin is van tweehoog een vrouw op de stoep te pletter gevallen, nadat een huisbediende water in een benzinetank deed, omdat hij bloed zag op de vloer van de eetkamer. Een tweede, derde en vierde stel huisbedienden wordt ten tonele gevoerd en het mysterie wordt daar niet kleiner van. Al die tijd zit de schrijver er zelf tussen, twijfelend of het zo eigenlijk wel kan. Dit grapje van de schrijver die niet weet hoe hij zijn oprechte bedoelingen moet handhaven in het uitwerken van een strikte detective-plot, is later (1979) nog eens overgedaan door Gilbert Sorrentino in Mulligan Stew. Stein liet het bij een schetsje en zocht daar indertijd geen uitgever voor.
Everybody's Autobiography was serieuzer, een correctie van de indruk die zij bij een groot en anoniem publiek (everybody) en misschien bij zichzelf had gewekt met The Autobiography of Alice B. Toklas: die van Gertrude Stein als een enigszins komisch typetje, een prettig gestoorde dame die een paar anekdotische verhaaltjes te vertellen had. Het is tevens haar eerste werkelijk autobiografische overpeinzing, geschreven in de ik-vorm en de stem is weer de stem van Gertrude Stein zelf, zoals die uit duizenden te herkennen is. Ze vertelt over het plotselinge succes, de tournee door de Verenigde Staten in 1934-35, de thuiskomst, en een reis naar Londen waar haar theaterstuk The Wedding Bouquet wordt opgevoerd. Wat is precies literaire roem? ‘In America they want to make everything something anybody can see by looking’; ‘In America everybody is but some are more than others’. (Vergelijk deze laatste zin met, tien jaar later, George Orwell in Animal Farm: ‘All animals are equal but some animals are more equal than others.’) Van het taaltje van Alice Toklas is in Everybody's Autobiography geen spoor meer te bekennen, er wordt geen enkele concessie gedaan. Het boek is een weergave geworden van het mentale proces waarbij Gertrude Stein de autonomie terugnam die voor het literaire succes tijdelijk leek opgeofferd: entiteit wordt opnieuw gesteld boven identiteit, bewust-zijn boven Personality. Zij weet, opnieuw, een onderscheid te maken tussen Zelf en ego. Het is ook een afscheid van haar geboorteland, een tweede afscheid. Vanaf 1903 had zij bijna zonder onderbrekingen in Parijs gewoond. Terug in Amerika na een afwezigheid van dertig jaar, komen er langzaam conclusies. Een constatering vanuit het vliegtuig boven Salt Lake City, dat het land daar is zoals de bodem van de oceaan moet zijn, komt aan het slot
van het hoofdstuk ‘America’ terug: ‘After all it is a satisfaction to know that an ocean is interesting, even if there is nó water in it. That is what I like about America it is interesting even if there is no water in the ocean of it.’
Publiek en uitgevers viel dit allemaal weer een beetje tegen, maar William H. Gass, zelf beschouwd als een van de belangrijkste ‘postmodernisten’, erkende in een essay dat hij in 1972 schreef ter inleiding van een Vintage-editie van Steins The Geographical History of America: degene die de meest serieuze bijdragen leverde aan het literaire denken in de twintigste eeuw was een vrouw. Dat is waar. Het is uit tactische overwegingen, dat ik om die opmerking aan u voor te leggen een man citeer.
‘Avant-garde’ is, evenals ‘experiment’ wanneer dat woord uit de exacte wetenschappen naar een volstrekt ander gebied wordt overgeheveld, een metafoor. Het idee van een avant-garde ontstond uit twee negentiende-eeuwse opvattingen: die van de beschaving als een vooruitgang in opgaande lijn en die van de onbegrepen kunstenaar (romantiek). Een beschaving die voortschrijdt in opgaande lijn kent een voorhoede. Met metaforen moet je altijd oppassen dat er niet iets in zit dat niet in overeenstemming kan worden gebracht met wat je wilt zeggen. Waar de bewondering voor avantgardisme aanleiding is gaan geven tot de eis dat in de kunst steeds maar weer iets nieuws moet worden vertoond, daar wordt de status van de kunstuiting gereduceerd tot die van een consumptieartikel. Maar het ligt niet in de aard van enige literaire activiteit, een consumptieartikel te beogen.
■
Gertrude Stein, Blood on the Dining-Room Floor, Virago 98 p., f 13,55 Gertrude Stein, Virago Everybody's Autobiography, f 21,15