Leo van Maris
Het spijt me verschrikkelijk dat ik die Rops' niet meer heb, ik heb ze met andere dingen weggegeven in Engeland.
In Brussel sprak ik nog over de bladen van Rops, en ze zeiden: ja, maar zulke tekenaars waren er tegenwoordig niet meer.
Indertijd heeft Rops onder andere mooie types getekend in een blad dat Uilenspiegel heette en dat ik indertijd gehad heb en ontzettend graag terug zou hebben doch helaas niet meer vinden kan.
Deze uitspraken zijn niet van mij afkomstig. Het zijn citaten. Ik heb ze gehaald uit de verzamelde brieven van Vincent van Gogh en ze hier op een wat vrije manier bij elkaar gezet.
Van Gogh bewonderde Rops, hij heeft werk van hem in zijn bezit gehad en, zoals we ook nog weten, naar dat werk kopieën gemaakt. In dit museum bevindt zich een tekening van Van Gogh die een kopie is van een voorstelling van Rops, namelijk de litho Souvenirs, verschenen in het al genoemde blad Uilenspiegel.
Aan Rops, de door Van Gogh bewonderde tijdgenoot, wordt nu een tentoonstelling gewijd. Wie was Rops? Een Belg, geboren in Namen, op wie Parijs een grote aantrekkingskracht uitoefende, zoals Frankrijk dat deed op Van Gogh. Steeds langere periodes verbleef Rops in Parijs, totdat hij er zich tenslotte definitief vestigde.
Parijs was de stad waar alles gebeurde, het middelpunt van het moderne leven. Rops keek er zijn ogen uit. Hij had succes en maakte vele vrienden, vooral onder de schrijvers, van wie er velen bijzonder op zijn boekillustraties waren gesteld. Een van die schrijvers was Charles Baudelaire. Baudelaire beschouwde Rops - weliswaar in een wat nukkige bundel aantekeningen voor een boek dat later onder de titel Arm België! is uitgegeven - als de enige kunstenaar die België bezat en bovendien was hij van plan aan Rops een ‘mooi hoofdstuk te wijden.’ Dat laatste is er helaas nooit van gekomen. Baudelaire, vooral bekend door zijn Fleurs du mal, een boek waaraan hij zeventien jaar heeft gewerkt, is ook de auteur van een aantal geschriften over schilder-, teken- en etskunst die tot het beste behoren van wat er op dat gebied in de negentiende eeuw is geschreven. Hij was een schrijver met een grote belangstelling voor de beeldende kunst, zoals Rops een beeldend kunstenaar was met een bijzondere belangstelling voor de literatuur. Rops was zeer belezen, hij kende zijn klassieken, én de literatuur van zijn eigen tijd. Trouwens, de brieven die hij schreef zijn van een hoog literair gehalte: hij produceerde zelf literatuur. Het is een dubbele begaafdheid, die toch vrij zeldzaam is. Een ander voorbeeld is ongetwijfeld Vincent van Gogh. Ook lezen van zijn brieven is een literaire ervaring van de eerste orde.
Vanuit ons twintigste-eeuwse standpunt is het haast niet mogelijk, terugkijkend naar de negentiende eeuw, daar niet de namen te zien van de schrijvers en beeldende kunstenaars die terecht zo beroemd zijn geworden. Maar in de negentiende eeuw wáren die schrijvers en beeldende kunstenaars niet beroemd. Ik hoef daar eigenlijk niet aan te herinneren. Het was een klein groepje in de marge, vechtend voor hun overtuiging, terwijl het lang niet zeker was of die overtuiging ooit erkenning zou vinden.
Gedurende de negentiende eeuw heerste er in Frankrijk een haast onbeperkt vooruitgangsgeloof, maar de maatschappij die dat geloof uitdroeg, werd door zeer burgerlijke conventies beheerst. De hypocrisie was een wijd verbreide ondeugd: er gebeurde van alles en er kon ook van alles, als er maar niet openlijk over geschreven werd. Zo moest het gezin minstens de schijn ophouden de hoeksteen van de samenleving te zijn.