Vertaald
Tijd om te dansen door Bernard MacLaverty. Vertaling Eva Wolff en Ingrid Tóth (Wereldbibliotheek, 160 p., f 22,50). De korte verhalen in de bundel van MacLaverty zijn heel wisselend van thematiek en de auteur legt net zoveel talent aan de dag om vanuit een oude man of vrouw te schrijven als vanuit een kind. Opvallend is dat in veel verhalen het katholicisme een grote rol speelt, wat overigens niet zo merkwaardig is voor een in Belfast geboren Brit. In de meeste gevallen is moeilijk te zeggen in welke periode de verhalen zich afspelen, want behalve in het laatste Taal, waarheid en kaakkramp, dat duidelijk in de moderne tijd speelt, lijken andere door de thema's gedateerd óf zijn ze tijdloos. In De koorknaap bijvoorbeeld gaat het om een misdienaar die per toeval zijn pastoor dronken aantreft maar dat niet aan zijn moeder verraadt; daar stellen wij ons toch niet zo veel meer bij voor. Soms neigt MacLaverty naar melodrama zoals in Vader en zoon waarin beurtelings vanuit een wanhopige vader en zijn haatdragende zoon de gedachten worden weergegeven die zij over elkaar hebben. ‘Mijn zoon breekt mijn hart. Het is al gebroken. Kan ik het helpen dat er geen vrouw in huis is? Kan ik het helpen dat een goede vrouw doodgaat?’ ‘Mijn moeder is dood maar ik heb er een ander voor in de plaats. Hij is een oud wijf.’ De hoofdpersonen zijn dikwijls onbegrepen mensen die niet erg hoog op de maatschappelijke ladder geklommen zijn. Dat onbegrip geldt altijd tussen ouders en kinderen. In Mijn beste Palestrina moet een jongetje, Danny, van zijn ouders op pianoles. Hij heeft talent dat perfect aangevoeld wordt door zijn jonge, Poolse lerares. Als Danny échte liefde voor de muziek ervaart en natuurlijk ook voor haar die het hem met zoveel gevoel heeft bijgebracht, moet hij van zijn ouders stoppen met de les omdat zij (ongehuwd)
zwanger is. Volwassenen zijn bekrompen en onbetrouwbaar, maar hebben wel de macht. Niet de hele bundel is even sterk. Soms is er meer sprake van een leuk idee en blijft de uitwerking daarvan ver achter.
Een oorlogseinde door Siegfried Lenz, vertaling Maurits Mok (de Prom, 44 p., f 9,50)
Veel voorkomende thema's in het werk van de Duitse schrijver Siegfried Lenz (geboren 1926) zijn rechtvaardigheid en noodzakelijk protest. Ook in deze novelle vinden we die thema's terug, naast gehoorzaamheid en verantwoordelijkheid. De vraag of het redden van gewonden uit Russische krijgsgevangenschap voorrang moest hebben boven de redding van het schip en zijn bemanning wordt in een proces aan de orde gesteld. De grenzen worden aangegeven door de militaire organisatie en de menselijke moraal. De commandant van een Duitse mijnenveger krijgt, begin mei 1945, opdracht de Deense haven waar hij ligt te verlaten om in Libau gewonden op te halen en terug te brengen naar Duitsland. De kans dat deze operatie tot een goed einde gebracht kan worden is gering. Bovendien horen ze onderweg dat admiraal Von Friedenburg in het hoofdkwartier van Montgomery de capitulatie heeft getekend. Dat betekent dat de oorlog is afgelopen. De commandant die blijft vasthouden aan zijn opdracht, wordt door de schipper en de machinist opzij gezet, omdat zij vinden dat de bemanning nodeloos in gevaar wordt gebracht. Voor de Duitse marine blijft de Duitse militaire justitie nog voortbestaan ondanks het feit dat Duitsland onder Brits toezicht staat. De schipper en de machinist worden ter dood veroordeeld. De roerganger vertelt deze buitengewoon onverkwikkelijke geschiedenis. De toon is ingehouden; er staat geen woord te veel in dit korte verhaal dat spannend is omdat je als lezer steeds positie moet kiezen. Is dit een vonnis of gewoon moord, vraagt de seiner zich af. De machinist was in zijn carrière al twee maal gedegradeerd wegens weigering van een bevel. Hij zegt: ‘Ik kan een bevel alleen uitvoeren als ik er begrip voor heb.’
Het manuscript van De tiende man (Graham Greene, vertaling Peter Bergsma, uitgever Bert Bakker, 134 p., f 19,90) lag meer dan dertig jaar in het archief van de Metro Goldwyn Mayer studio's tot het op een veiling boven water kwam en gekocht werd door Anthony Blond. Het verhaal begint in de oorlog in Frankrijk waar de Duitsers van een groep gijzelaars elke tiende man willen executeren. Het lot valt op een rijke advocaat die al zijn bezittingen ter beschikking stelt aan degene die zijn lot wil overnemen. Een man die zijn familie uit de armoede wil halen gaat op het voorstel in. Na de oorlog gaat de advocaat op bezoek bij de nabestaanden van de geëxecuteerde. Bij het verschijnen van de Engelse editie schreef R. Ferdinandusse in de Boekenbijlage van 16-3-'85: ‘Een compacte, intrigerende plot, met een paar sterke personages en een schitterende atmosfeer: de gevangenis, het Parijs van de eerste dagen na de oorlog en ten slotte een dorpje waar de verzetsmensen nog de leiding hebben en de resten van Bijltjesdag nog leven.’
MARIJKE HILHORST