De commissaris vertelt
Uit de dossiers van commissaris Toorenaar Door Peter R. de Vries Uitgever: Fontein, 282 p., f 25, -
Theo Gerritse
In de zomer van 1984 vertrok Gerard Toorenaar voortijdig bij de Amsterdamse politie. Enige maanden voor zijn pensioen liet de ex-commissaris het verongelijkt afweten. Een ontmoeting met een heroïnedealer in Karachi, een jaar eerder, had er toe geleid, dat burgemeester Ed. van Thijn en hoofdcommissaris Jaap Valken Toorenaar overplaatsten naar een onbeduidend baantje op het hoofdbureau. Het was de tweede strafoverplaatsing in de turbulente carrière van de commissaris bij de hoofdstedelijke politie. Vier jaar geleden moest Toorenaar opstappen als hoofd van de narcoticabrigade, nadat er vermoedens van corruptie rond zijn persoon waren gerezen. De in opspraak geraakte commissaris - de corruptie werd overigens nooit bewezen - moest toen verder als chef van het districtsbureau Lijnbaansgracht.
De tweede disciplinaire maatregel was echter te veel voor Toorenaar. Met veel rumoer, zoals dat bij hem paste, liet hij zich uitluiden. ‘Vrienden’ van de commissaris boden een groot feest aan in het Amsterdamse Lido. De champagnekurken knalden, Rijk de Gooyer hield een toespraak, maar de Amsterdamse politietop ontbrak. Wel aanwezig waren wapenkoning Pistolen Paultje, hasj- en gokkoning Frits van de Wereld en ander ‘stuk penose’, zoals hoofdcommissaris Valken een deel van de aanwezigen omschreef.
Toorenaar kondigde aan privé-detective te worden. Hij had de afgelopen dertig jaar zoveel ervaring en kennis opgedaan dat genoeg particulieren gebruik zouden willen maken van zijn diensten. Met die mededeling leek de ex-commissaris langzaam in de vergetelheid weg te zakken. Maar zo snel ben je niet af van een genuanceerde geest als de ex-commissaris. Haalde hij de publiciteit niet met zijn opmerking dat het ‘verdomd goed zou zijn om een paar drugdealers dood te schieten’, noemde hij gemeenteraadsleden niet mensen die nergens verstand van hebben en die ordevraagstukken en de organisatie van het politieapparaat aan de politie zelf moeten overlaten. Was het Toorenaar niet, aan wie het in elkaar slaan van krakers in een kraakpand de woorden ‘prachtig, prachtig’ ontlokte? Had de ‘meester-speurder’ als bestuurslid van de Amsterdamse Voetbalbond niet snel ontdekt dat Marokkaanse en Surinaamse voetballers liever in de kroeg zitten? Van zo'n man ben je niet snel af.
Vandaar waarschijnlijk ook dat Toorenaar de afgelopen weken een boek met zijn memoires als politieman heeft laten verschijnen. Het heet Uit de dossiers van commissaris Toorenaar en is geschreven door een van de betere Telegraaf-journalisten Peter R. de Vries, die vroeger nog gewoon Peter de Vries heette. Het boek geeft een onthullend beeld; niet van verwachte misstanden bij de hoofdstedelijke politie of de oplossing van spectaculaire zaken. Nee, het is de onbenulligheid van de hoofdpersoon, die in het oog springt. Toorenaar is een kletsmajoor, die van zijn biograaf de ruimte krijgt de al eerder in ‘Onze Bladen’ geponeerde stellingen te herhalen. Vaak zijn het (bijvoorbeeld de affaire-Caransa) uitgewerkte artikelen uit De Telegraaf.
Uit het boek kunnen we opmaken dat de ex-commissaris nog steeds drugdealers wil doodschieten, dat hij het bloed van zijn opvolger bij de narcoticabrigade - ‘de toen nog veelbelovende’ - Kees Sietsma nog steeds kan drinken en dat hij zichzelf de beste politiehond van West-Europa vindt.
En dat laatste is nu zo vreemd, want de bijna driehonderd pagina's schetsen het tegenovergestelde beeld. Nergens maakt hij zijn faam waar. De ontvoerde Caransa komt weliswaar vrij, maar waar zijn het losgeld en de ontvoerders gebleven? De meeste successen in het gevecht tegen de heroïne worden geboekt door Amerikaanse undercover-agenten, die vanuit het buitenland even overwippen en tussendoor een praatje maken met de commissaris.
Dat neemt niet weg dat de nieuwe privé-detective na elk onderzoek tevreden de jeneverfles op tafel zet om met zijn ‘jongens’ op het succes te drinken of te gaan vissen met oud-collega Henk Bremer. Als je het boek uit hebt weet je niets méér over de zogenaamde corruptieaffaire bij de Amsterdamse politie dan wat je al vijf jaar geleden hebt gehoord. De rest zal Toorenaar - zo er iets meer is - wel vertellen in het bootje tegen zijn visvriend. Verder is het boek nog wat opgevuld met enige hoerenmoorden. Ranzige verhaaltjes, die weemoedig doen verlangen naar de boekjes van Toorenaars voorganger Voordewind.
■