Referaat
Enkele uren eerder wandelde het achtenvijftigjarige middelpunt der belangstelling, gehuld in een paarse robe, ten noorden van Londen. Nu zit ze ten zuiden van Amsterdam in een lokaal van de Vrije Universiteit achter de katheder. Onmiddellijk na aankomst op Schiphol waren er in opdracht van uitgeverij Bruna foto's geschoten die wellicht hun nut zullen afwerpen in de loop van de promotiecampagne. Journalisten mogen het illustratiemateriaal gratis voor hun krant gebruiken. De belangstelling voor de lezing valt tegen. Twaalf studenten met Engelse taaien letterkunde als bijvak bevolken de collegebanken. ‘Eindelijk,’ introduceert hun docent op opgewekte toon de gastspreekster, ‘hebben we dan nu een echte, levende auteur in ons midden.’ De echte, levende auteur laat alle illusies varen: ‘Ik weet zeker dat jullie nog nooit van mij gehoord hebben en dat jullie geen van mijn boeken gelezen hebben.’ Ze kondigt aan dat ze haar bril bij het afsteken van haar referaat zal opzetten. ‘Ten eerste kan ik dan beter mijn aantekeningen lezen en ten tweede zie ik er met een bril ernstiger uit, zodat jullie mij dan waarschijnlijk serieuzer nemen.’ Een goed begin, de zaal lacht en Rubens kan beginnen. Voor de vuist weg vertelt ze over strekking en inhoud van haar proza, dat van black humour is doordrenkt. Na een monoloog van drie kwartier is er gelegenheid tot het stellen van vragen. In tegenstelling tot wat ze zich had voorgenomen liet de schrijfster haar bril tijdens de spreekbeurt in het etui zitten.
Die avond is er een diner in het Amstel Hôtel. Bernice Rubens krijgt een exemplaar van de Nederlandse editie van haar boek en een boeket bloemen. De British Council is met een afvaardiging present, het instituut ter bevordering van de Britse cultuur in het buitenland financiert een deel van de reis- en verblijfkosten van de schrijfster. Bruna betaalt de rest. De gast is tevreden over het warme onthaal dat haar wordt bereid: ‘Al die aandacht, al die cadeautjes, dat had ik niet verwacht. Het is helemaal niet nodig zo aardig voor me te zijn, ze doen meer dan ze zouden hoeven te doen.’ Op dinsdagochtend begint de tweede dag van de promotiereis met een bezoek van Nico Scheepmaker die ten behoeve van zijn dagelijkse Trijfel-column in de provinciale dagbladpers een afspraak heeft. De actieve publicist stelt Bernice Rubens voor een bezoek aan het Amsterdams Historisch Museum in de Kalverstraat te brengen.
‘Ik heb voor dit soort gelegenheden een nieuwe methode van interviewen ontwikkeld,’ licht hij toe. ‘Ik neem zo'n beroemde buitenlandse schrijver mee naar een museum of ik wandel wat met hem door de stad. Met Roald Dahl ben ik naar het Stedelijk gweest, met Paul Theroux ook naar het Stedelijk, met Malcolm Bosse ging ik naar het Anne Frankhuis, dan ben ik nog met Dyne W. Dyer naar het Joods-Historisch Museum geweest en met Maj Sjöwall alweer naar het Stedelijk. Kijk, voordat zo'n auteur hier naartoe wordt gehaald, informeert de uitgeverij bij alle kranten en weekbladen of die belangstelling hebben voor een interview met hem of haar. Het gevolg is dat de schrijver dan onmiddellijk na aankomst een soort militair schema op stencil krijgt uitgereikt, waarop staat aangegeven wie er van tien tot halftwaalf op de hotelkamer komt, van halftwaalf tot één - enzovoorts. Over het algemeen zitten die mensen de hele dag in hun hotel, waar ze almaar dezelfde vragen moeten beantwoorden. Op een gegeven moment dacht ik: waarom zou ik doen wat iedereen al doet? Het is voor zo'n auteur veel leuker er eens uit te zijn, dan ziet-ie tenminste nog eens wat van de stad. Je krijgt dan hetzelfde effect als destijds Berend Boudewijn met zijn televisiegesprekken in de keuken. Dat levert heel andere gespreksstof op. Dat geeft niets, ik heb een column, geen interviewrubriek. Omdat die mensen allerlei aardige dingen vertellen waar ze normaal gesproken niet toe komen, haal ik er vaak zelfs twee columns uit. Bovendien heeft mijn werkwijze één heel belangrijk voordeel. Toen Bruna vroeg of ik geïnteresseerd was in een gesprek met Bernice Rubens heb ik gezegd dat ik eigenlijk niets van haar af wist. Bruna heeft me toen wat boeken gestuurd, die heb ik doorgebladerd en ik zag dat ze een voortreffelijk schrijfster is, maar tijd om die boeken te lezen had ik niet. Het voordeel van mijn nieuwe methode van interviewen is dat ik er niet
voortdurend blijk van hoef te ge-