Vertaald
La bâtarde door Violette Leduc. Vertaling Thérèse Cornips. (Sara, 528 p., f 19.50). ‘Mijn geval is niet uniek; ik ben bang om dood te gaan en ik vind het vreselijk dat ik besta,’ zo begint Violette Leduc haar levensverhaal. Haar geval is mischien niet uniek, haar beschrijvingen wel. In kortademige zinnen vertelt zij over de paradoxen die het leven van dit bastaardkind bepalen. Ze verafschuwt de eenzaamheid maar is niet in staat met iemand een verhouding aan te gaan, al was het maar uit angst dat ze verlaten wordt. De ander frustreert haar altijd, kwetst haar, vernedert haar. Ze is uitgelaten van geluk als ze alleen vecht tegen de wereld en als ze slaagt in haar werk. Violette Leduc vindt na een weinig geslaagde middelbare schoolperiode werk bij een uitgeverij, ze schrijft korte stukjes voor een krant; ze durft nog niet aan het schrijven van boeken te denken. Maurice Sachs, met wie ze een vriendschappelijke relatie heeft, raadt haar aan de jeugdherinneringen waarmee ze hem soms bijna verveelt op te gaan schrijven. Ze schuwt de negatieve kanten van haar karakter niet; ze is narcistisch, egocentrisch, soms kleingeestig gierig. Ook verzwijgt ze niet in de oorlog zwarte handel bedreven te hebben. Ze heeft zichzelf van de schaamte bevrijd. Haar integriteit lijkt wellicht op lef, maar het is veel meer morele onschuld. Nooit verdedigt zij zichzelf, nooit spreekt ze een oordeel uit over zichzelf of een ander. De wereld is niet ingedeeld in goed en kwaad. Liefdesrelaties met mannen en vrouwen worden onverhuld maar zonder effectbejag verteld. Simone de Beauvoir, die de inleiding voor deze uitgave schreef is een van de personen geweest die Leduc aanspoorden tot schrijven. In 1966 verscheen deze Nederlandse vertaling onder de titel De bastaard; een relaas voor het eerst; wie het boek toen nog niet las, móét dat nu inhalen.
Asjer Lev door Chaim Potok. Vertaling Lennaert Nijgh met medewerking van M.E. Mock-Degen. (BZZTôH, 288 p., f 37,50). In Thijssens Kees de Jongen loopt Kees op straat en hoort in een huis iemand vioolspelen. Hij stelt zich voor dat hij binnen wordt geroepen, even de viool mag vasthouden en meteen wonderschone klanken aan het instrument ontlokt. Helaas is het voor Kees een dagdroom. Voor Asjer Lev wordt het werkelijkheid. Asjer ziet zijn talent voor tekenen als een roeping; hij kan en wil niet anders dan tekenen. In de besloten gemeenschap van orthodoxe joden in Brooklyn, waar hij opgroeit, levert dit kunstenaarschap nogal wat problemen op. Zijn vader spant zich met al zijn energie in om joden uit de Sovjetunie vrij te krijgen. Na de dood van Stalin zet hij vanuit Wenen in een aantal Europese steden Jesjva's op waar talmoed en thora worden onderwezen aan de vluchtelingen. Dat doet hij in opdracht van de rebbe. Voor Asjers vader is kunst nutteloos. Dit verschil veroorzaakt conflicten en resulteert uiteindelijk in een breuk; niet alleen tussen Asjer en zijn vader, maar ook tussen hem en de rest van de vertrouwde, joodse gemeenschap. Deze breuk is niet alleen de uitdrukking van de generatiekloof, het is nog meer een onverenigbaar verschil in standpunten. De vader moet een opdracht uitvoeren, de zoon wil vrij zijn, de moeder bevindt zich hier als een verscheurde derde tussen. Evenals in De rechtvaardiging (The chosen) roept Potok op een buitengewoon beheerste manier hevige emoties op.
De kat van miauw tot krauw door Jean-Louis Hue, vertaling Jef Geeraerts (Manteau, 146 p., f 18,90)
In Nederland alleen al zouden er twee à drie miljoen katten leven. Jean-Louis Hue vindt ‘dat een huis zonder kat is als een aquarium zonder vis’. Hij houdt van ze en doet niet alleen een poging katten te doorgronden maar trekt ook de sporen na die ze in de tijd hebben nagelaten: in musea, laboratoria, kronieken, proefschriften en stripverhalen, op tentoonstellingen en in het wild. In korte hoofdstukken geeft hij weer wat de literatuur al over de kat geschreven heeft en wat zijn eigen observaties zijn. Hoewel er meer dan tweeduizend boeken over katten bestaan baseert Hue zijn gegevens vooral op de verzameling ethologische experimenten van Paul Leyhausen, Cat Behaviour, de bloemlezing van teksten en kunstwerken, becommentarieerd door Juliette Raabe, Bibliothèque illustrée du chat en het boek over de biologie van de gedraging van de kat door Muriel Beadle, The Cat. Afgezien van een aantal interessante wetenswaardigheden - bijvoorbeeld over de historie van katten op schepen (‘Om te beletten dat ratten ratvrije schepen en dokken zouden bevolken, is de kat de enige sanitaire agent’) - sprak het boek me niet zo aan. De inhoud biedt te weinig over veel onderwerpen waar ik wel wat meer van zou willen weten en de informatie steekt nogal merkwaardig af tegen de persoonlijke ontboezemingen die uit aaneengeregen vergelijkingen bestaan: ‘Hij geeft tikken als een bisschop tijdens het vormsel’.
MARIJKE HILHORST