Ik heb er zelf nooit iets van begrepen
Annemarie Oster over Ank van der Moer
Verder is er niet zoveel, Herinnerigen aan mijn moeder door Annemarie Oster Uitgever: Thomas Rap, 224 p., met illustraties, f 25, -
Diny Schouten
Ank van der Moer met Guus Oster in ‘Waar is mijn dochter!’
In aanmerking genomen dat wij ter wereld zijn gebracht om onze ouders te plezieren, zou dit in de meeste gevallen dan niet betekenen dat ook ons verdere bestaan erop gericht blijft hen te behagen? Het is helemaal niet nodig om hier meteen de Weense kwakzalver bij te halen; ook zonder hem valt licht in te zien dat veel van wat geschreven is, bedoeld is als rechtvaardiging tegenover ouders, vermaledijd of juist in innige gedachtenis vereerd. Annemarie Osters herinneringen aan haar moeder, Verder is er niet zoveel, passen in die - in tegenstelling tot wat Ton Anbeek denken zou - niet exclusief Nederlandse traditie van brieven aan dode vaders en monumenten voor gestorven moeders.
In het geval van Annemarie Oster gaat het om een heel imposante moeder, de actrice Ank van der Moer, wier plotselinge dood, voorjaar 1983, de dochter inspireerde tot het optekenen van herinneringen, van haarzelf en van mensen die haar moeder van nabij gekend hebben: Guus Hermus, Mary Dresselhuys, Ellen Vogel, Ferd. Sterneberg, Joop Admiraal, Rutger Hauer, Paul Steenbergen. De gesprekken met hen dienden als aanvulling op een op de band gezet gesprek tussen moeder en dochter, een interview dat Annemarie Oster haar moeder in een opwelling afnam ten tijde van Ank van der Moers laatste rol: Na Druppel in De Jantjes. Maar, als het boek is opgezet als Denkmal voor een gestorven moeder, de ontluistering van ‘de mens achter de kunstenaar’ (schrijnend uitgedrukt in de titel, Verder is er niet zoveel) heeft er meer plaats in gekregen dan de bewondering voor een groot acteertalent en de adoratie van een beroemde-actrice-als-moeder.
Met rancune heeft die ontluistering niets van doen. Annemarie Oster trekt weliswaar de parallel tussen haar situatie en die in Bergmans Herfstsonate, waarin een wereldse, ijdele moeder, beroemd pianiste, haar onaanzienlijke dochter eenvoudigweg nooit heeft zien staan, maar de identificatie met dit psychodrama gaat toch niet erg ver. Er is wel enige wellust te bespeuren in het zichzelf afbeelden als het lelijke eendje naast de tragédienne met koninklijke allure, maar het meeleven met een au fond tragisch persoon wint het toch van het zelfmedelijden en de kritiek op het gebrek aan aandacht. Het resultaat van die mengeling van tegenstrijdige gevoelens van teleurstelling, bezorgdheid en meelij verraste me: het is even onthutsend als ontroerend.
Ank van der Moer was zelf de eerste om toe te geven ‘dat er verder niet zoveel was’. In interviews moet er altijd een toon van naïeve oprechtheid zijn geweest waarmee ze bekende dat behalve toneel haar eigenlijk niets interesseerde. Zelfs die belangstelling voor toneel was beperkt. Haar dochter vermeldt met enige ergernis dat haar moeders lievelingsrol de rol was die ze op dat moment speelde: ‘Bestaat er een gemakzuchtiger omschrijving van de
Vervolg op pagina 14