Vrij Nederland. Boekenbijlage 1985
(1985)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
Cirkel in het gras door Oek de Jong Uitgever: Meulenhoff, 432 p., f 34,50 Gebonden editie: f 49,50
| |
Caravaggio en MorandiDe roman draait om Andrea Simonetti en Hanna Piccard, maar hun passie voor elkaar wordt beïnvloed door vrienden, kennissen, herinneringen. Daar spiegelen ze zich in, ze identificeren zich ermee, gebruiken ze en krijgen er een geschiedenis door. De eerste keer dat Hanna Piccard in het huis van Simonetti aan de Piazza Farnese komt is daar ook Federico Zuccarelli, directeur van het museum waar Andrea werkt en tien jaar zijn vriend. Hij maakte van Andrea de jongste Caravaggio-specialist en schreef zelf boeken over de schilder Morandi. Zuccarelli is Andrea's leermeester en vriend, maar die voelt zich nog steeds niet helemaal op zijn gemak in zijn bijzijn. Hanna Piccard krijgt bezoek uit Nederland in de persoon van Dita van de Waals, moeder van drie kinderen en werkzaam op een advocatenkantoor. Zuccarelli heeft een gepantserd gevoelsleven, Dita van der Waals is in vergelijking met Hanna van ‘schokbeton’. De kern van Cirkel in het gras is de liefde tussen Simonetti en Piccard, maar die is niet los te zien van de esthetische, filosofische en dichterlijke ambities van Simonetti. Die hebben te maken met, wat ik maar noem de kwaliteit van de ziel. In Opwaaiende zomerjurken is Edo Mesch op een superieur evenwicht uit tussen gevoel en verstand, Andrea Simonetti is uit op ‘waarlijke intelligentie’. Zijn passie voor Hanna Piccard steekt de kop op in de periode dat hij bezig is aan een lang episch gedicht over een dertiende-eeuwse visser en loodsman Cola Pesce en zijn heer, de keizer Friedrich II. De keuze van deze figuren, en in het bijzonder Pesce, staat in dienst van zijn persoonlijk ideaal. Friedrich is een verlicht despoot met een enorme kennis, maar weinig gevoel; Pesce is een ongeletterde visser en speciale koerier voor Friedrich. Het gedicht gaat, vertelt Andrea tijdens een van de ontroerende gesprekken waarin ze elkaar uithoren, ‘over het probleem van de menselijke kennis’ en Pesce fungeert als de personificatie van een innerlijk beeld van Simonetti: ‘Cola Pesce is de onbekende die langs de rand van het leven van de keizer glijdt. Hij komt en hij gaat. Hij leeft van de wind en hij rijdt op de wolken. Hij komt er hij gaat. Als een dwalende sta... hij verschijnt en verdwijnt... Pesce behoort tot geen enkele constellatie.’ Model voor Pesce staat een visser van het eiland Salina die Simonetti als jongen heeft gekend, Tonnio Locantro. Na diens dood werd de huisbewaarder van Zuccarelli's villa bij Ravello, Salvatore, (zonder dat Simonetti zich dat aanvankelijk zelf zo erg bewust was) zijn opvolger. Alle drie vertegenwoordigen ze de argeloze eenvoud, de niet gespleten intelligentie, wier handen meer weten dan hun hoofd. Simonetti's diepste ambitie om ‘waarlijk intelligent’ te willen zijn verklaart zijn terughoudendheid in de eerste brief nadat Hanna hem, zoals hij schrijft, ‘veroverd’ heeft: ‘Heb je ooit een man ontmoet die nog de aloude muze wilde dienen en meende alleen daarin het hoogste geluk te kunnen vinden? Zo'n man ben ik. Wat is de muze en hoe dient men haar? De muze is vandaag mijn scherpst bewustzijn van de wijze waarop de wereld zich beweegt, van de wijze waarop de dingen onophoudelijk langs elkaar stromen en onophoudelijk indrukken in elkaar achterlaten. En hoe dient men haar? Door zoveel mogelijk en zo onpersoonlijk mogelijk te weerspiegelen. Zoals het water, zonder het te willen en zonder het te waen, een beeld geeft van de vogels die over haar heen vliegen.’ Het hoogste geluk is dus niet Hanna, maar de ‘aloude muze’ en deze positiebepaling bepaalt hun liefde. Simonetti vraagt haar niettemin bij hem te komen wonen. | |
Moeizame passieIn Cirkel in het gras is sprake van een moeizame passie tussen deze twee erg van elkaar verschillende geliefden: een aardse en een hemelse. Hanna kiest instinctief voor de aardse liefde en stelt zich daarbij Pagageno en Papagena voor (‘Ik vergeet altijd hoeveel kinderen ze van elkaar willen. Zestien?’), Andrea's ambities zijn hemelser en metafysischer: hij wil ‘gevoeliger worden’. En juist deze behoefte staat Hanna als vrouw in de weg omdat ze uiteindelijk hemzelf en niet zijn werk het belangrijkste zal vinden: ‘Zij was het, de vrouw, die al zijn streven overbodig maakte. De opperste, de definitieve en ware wijsheid werd toegedicht aan een vrouw: zij toonde immers, met haar gevoeligheid, waar het in het leven om ging. Kom eens gezellig bij me zitten. Wat beul je jezelf toch af. Word je daar nu gelukkig van? Ik vind jou toch veel beter dan je werk... Kom bij me en ik breng je naar het hart van het leven. Alle concentratie op het maken van poëzie leek hem nutteloos, want wat hij zocht lag onder handbereik.’ Hij zou Hanna willen ‘vertrouwen als de zee’, maar zij is te weinig verwant met zijn diepste of hoogste streven, ze is een journaliste die ‘nergens echt in wil doordringen’ en niet ‘werkelijk geïnteresseerd in bewustwording.’ De passie tussen Hanna en Andrea wordt niet altijd zo verstoord door verschillende gevoelens en gedachten; zelden heb ik intimiteit en hartstocht met zoveel inlevingsvermogen, liefde en aandacht beschreven gezien - of het moest in De ondraaglijke lichtheid van het bestaan, van Kundera zijn. De gesprekken die Hanna en Andrea voeren, de verhalen die ze elkaar vertellen, de brieven die ze elkaar schrijven zijn intiem, luchtig en onthullend. Er zijn pagina's waarin Oek de Jong een adembenemende intimiteit oproept, Salinger waardig. Zijn standpunt van alleswetende verteller stelt hem in staat om zijn personages van verschillende kanten te laten zien, tot in hun dromen, maar ook in ruimtelijke zin: een van een afstand beschreven wandeling door de stad, een inkijkje in Andrea's werkkamer, Hanna kijkend naar de slapende Andrea (‘zo zag ze hem het liefst’). Dit gevarieerde standpunt levert de para- | |
[pagina 4]
| |
dox van een panoramische intimiteit op. De verschillen tussen Hanna en Andrea lopen hoog op. Ze staan haaks op Andrea Simonetti's persoonlijke en dichterlijke voorstellingen omtrent het zuiveren van de ‘bron’ van ervaring. Vrijheid is volgens hem in de maatschappelijke zin een neurose geworden. Alles waar hij zich voor interesseert heeft juist te maken met manifestaties van ‘innerlijke vrijheid’, bijvoorbeeld bij de schilder Morandi. De grootste kenner van de schilder, zijn vriend Zuccarelli, heeft zijn kennis echter niet in zijn eigen leven verwerkt: hij heeft zijn ziel verkocht aan ‘vele duivels’: ‘Aan de duivel van de heerszucht, de duivel van de kennis, de duivel van de kunstmatigheid, de duivel van de charme, de duivel die de natuur wil overwinnen door hem te ontkennen.’ Zuccarelli wil alleen maar feiten, maar Simonetti zegt hem dat feiten alleen maar iets kunnen betekenen als je ze op een bepaalde manier ziet. Dan ‘gaat er een luikje open en je ervaart diepte en samenhang’. Van dergelijke ‘poëtische ervaringen’ wil Zuccarelli niets weten. De ontvoering en de moord op Aldo Moro die door een groot gedeelte van de roman speelt is niet alleen een historische gebeurtenis, voor Simonetti is het ook een extreme uiting van ‘romantische cultuurkritiek’ die ‘de opkomst van de geïndustrialiseerde samenleving heeft begeleid’. In een brief aan Hanna, nadat zij met een knallende ruzie uit elkaar zijn gegaan, doet hij uit de doeken hoe hij het ziet: ‘Al vele jaren zijn we in het culturele leven van West-Europa getuigen van de verlammingsverschijnselen en excessen die de decadentie altijd weer begeleiden. We bevinden ons in een overgangsfase: het lukt ons niet de aloude romantische opvattingen los te laten en we stellen de vorming van een ander type ideeënwereld, van een ander type bewustzijn uit... De vitale doodsdrift van de terrorist en het levensmoede cynisme van de machthebber hebben een gemeenschappelijke bron: het onvermogen om het pantser van het intellect te breken en het gevoel van gescheidenzijn op te heffen... Alleen al de bevolkingsdichtheid, het leven onder de druk van die dichtheid zal ons ertoe dwingen ons bewustzijn van een innerlijke ruimte beter te ontwikkelen.’ Deze nogal uitgesproken gedachten hebben in Cirkel in het gras diepe wortels, die meerdere malen alleen in beelden omschreven worden, of via vergelijkingen of met voorbeelden van kunstenaars die het innerlijk leven bezaten dat Simonetti verwant is. Afgezien van Cola Pesce, Tonnio Locantro en Salvatore komen in Simonetti's verhalen de Griek Glafulos, ‘de beminnelijke’, en Morandi ter sprake. De laatste vanwege diens ‘goedheid’, iets wat Zuccarelli ook was opgevallen (zo blijkt uit diens dagboek), maar die weet dat het zijn ‘lot is om me tot het einde toe tegen de goedheid, tegen die onuitstaanbare glimlach van goedheid, te verzetten.’ Die glimlach, die op den duur naargeestige associaties gaat oproepen met oosterse wijzen, keert tegen het einde van de roman terug wanneer Simonetti in verwarring over zijn gevoelens voor Hanna in het buitenhuis van Zuccarelli een antieke kop van een vrouw te voorschijn haalt en er allerlei gedachten aan verbindt. De glimlach, ‘dezelfde als die van de kleine Boeddha, die zeventien jaar in alle stormen rustig bij het hoofdeinde van zijn bed had gezeten’, is voor Simonetti een uitdrukking van de volmaaktheid: ‘Terwijl hij de stenen lippen streelde begreep Simonetti waarom hij in alles waar hij van hield ten slotte het afstotende en onvoltooide ontdekte: om zich ervan te distantiëren.’ Toch houdt hij niet aan deze glimlach vast: hij wil de onvolmaakte Hanna terug, maar zij wantrouwt zijn meegaandheid en denkt dat zijn innerlijke idealen slechts sluimeren. | |
MetafysicaHet eigenaardige aan Cirkel in het gras is dat het een buitengewone roman is, terwijl er nogal veel metafysica in voorkomt die ernstig naar zweverigheid neigt. Het Onbewuste speelt een prominente rol, de zee wordt de goedheid zelve genoemd, ringen, armbanden, beeldjes en rituele handelingen worden heel gewoon als amuletten of fetisjen voorgesteld. Hoewel de roman een tamelijk liniair karakter heeft en in tijd alleen wordt onderbroken door de verhalen en herinneringen, ontstaat toch een suggestie van ruimte. Er spelen veel meer personages een belangrijke rol dan ik heb doen uitkomen: Simonetti's dochter Leda (die zo onder de indruk is van Matisse's ‘De parkiet en de sirene’ dat ze ook fanatiek gaat knippen en plakken), Joe Kurhajec, Tonio Locantro en zijn vrouw en dochter zijn mooi uitgewerkte personages. Psychologisch gaat De Jong met veel inzicht en beheersing te werk. Simonetti's ‘ambitie’. het bereiken van ‘waarlijke intelligentie’, wordt allerminst eenvoudig voorgesteld, en zelf geheel naar zijn ideaal leven doet hij allerminst. Hoewel het veel over ‘gevoelens’ gaat zijn er nauwelijks passages die klef worden, in tegendeel: De Jong weet juist dan een luchtigheid te bereiken die ik waarlijk intelligent zou willen noemen. Het is waar hij Simonetti zoveel gewicht laat hechten aan het onbewuste, aan de zee en de ‘onbegrensdheid’ dat ik me enigszins ongemakkelijk ga voelen. Ook de archaïsche glimlach die ons uit het verre verleden tegemoet komt krijgt een bijna religieuze betekenis die bij mij wegwaait met andere onnutte gedachten. En dat ‘de idee van individualiteit’ aan ‘vervaging’ toe is, zoals Simonetti in zijn brief aan Hanna betoogt? De ‘cirkel in het gras’ waarnaar de roman genoemd is komt voor in de afscheidsbrief van Hanna: zij zal een cirkel dansend pletten in het gras rond de ‘houten wachter’ in de tuin van het buitenhuis en daarin gaan liggen... Hoe luchtig ook beschreven, dit doet mij teveel denken aan rituelen van natuurvrienden. Oek de Jong blijft met Cirkel in het gras thematisch dicht bij Opwaaiende zomerjurken: er is weinig verschil tussen het verlangen van Simonetti om een ‘dwalende ster’ zoals Cola Pesce te zijn en het ‘vormloos te worden, water te worden’ van Edo Mesch. ■
Cirkel in het gras is vanaf 31 mei in de boekhandel verkrijgbaar |
|