Het speciale individualisme van oude mensen
Daniël Konings foto's en gesprekken
Na verloop van tijd Foto's en gesprekken door Daniël Koning Uitgever: Van Gennep, 88 p., f 34,50
Mariëtte Haveman
De presentatie van Na verloop van tijd heeft een weinig onbesuisd karakter. In het begin een motto van Guus Kuijer: ‘Wij leven allemaal voor de eerste keer en wij weten niet hoe dat moet’, op de achterkant een summiere toelichting: ‘Om te zien hoe mensen leven die weten dat ze geen heel lange toekomst meer voor zich hebben, begon Daniël Koning oude mensen te fotograferen. Na enige tijd wilde hij meer van hen weten dan de foto's vertellen konden. Hij ging terug en voerde gesprekken met hen. Zo is dit boek ontstaan.’
Vergeleken met de gemiddelde flaptekst is dat uiterst bescheiden geformuleerd, maar erg nieuwsgierig word je er niet van. Het doet eigenlijk nog het meest denken aan de gemiddelde kolom op zaterdag, links een interviewtje zonder interviewer, rechts (eventueel) een foto; een beetje diffuus medemenselijk. Vooral het onderwerp, oude mensen, komt gevaarlijk dicht bij de stamvader van dit genre, Carmiggelt, die zoals bekend weinig succesvolle navolgers heeft gekregen. Bovendien is het een van de onderwerpen waarin de Nederlandse fotojournalistiek zich vaak op zijn slechtst manifesteert: clichés van sfeerloze bejaardenhuisgangen en avondrood over de begonia's, indiscretie onder het mom van betrokkenheid met de medemens, kortom alles waar je een foto gênant mee kan maken. Men kan dus vaststellen dat mijn stemming vooraf enigszins gekleurd was.
Na verloop van tijd is bescheiden en pretentieloos, maar er is toch wel iets meer over te zeggen. Allereerst de opluchting bij het zien van de foto's, die geen van alle gênant zijn, waarvan de gemiddelde kwaliteit hoog is, en waarvan er een paar zelfs zeer ontroerend zijn, vooral in combinatie met de teksten. De aanpak is fijnzinnig voor dit onderwerp: ongebruikelijke standpunten, een gevarieerde beeldopbouw, daarbinnen een mengsel van interessant, weemoedig en grappig: de grens van sentimenteel wordt maar heel af en toe overschreden, en dan voornamelijk door een naar mijn smaak te zware druktechniek. Vorm en inhoud zijn wat je noemt goed op elkaar afgestemd. Daniël Koning heeft kennelijk met een gerichte belangstelling dit onderwerp gekozen, en die belangstelling is gericht op het speciale individualisme dat oude mensen schijnen te ontwikkelen; althans dat is het beeld dat in dit boek boven komt drijven. Dat beeld is daarmee allesbehalve homogeen, maar het ontaardt ook niet in ‘leuke typetjes’.
Om een indruk te geven: Jan Verheul, die zich als arbeider in één keer vijf breuken had getild en nu met zijn kleindochtertje wandelt door een landschap met een brug; Albert Klomp, voormalig filmoperateur bij Tuschinsky, nu eenzaam filosoferend over het geloof, Darwin en de liefde; Lubertus Bakker die liever 's morgens vroeg baantjes trekt, fietst en leest dan te luisteren naar het oude-damesgeklets; Henriëtte van der Berg, net honderd jaar geworden, goedmoedig vloekend als kapitein Haddock onder haar ereboog; Isaak Kaplanas, de Russische jood die acht jaar werkte aan een boek en het manuscript moest achterlaten toen hij plotseling naar Parijs kon vluchten. Wat naar voren komt is dat oude mensen vaak eenzaam zijn, meer verdriet hebben dan gemiddeld, en zich nauwelijks meer durven uit te spreken over grote dingen die hen persoonlijk raken, ook al hebben ze veel tijd om er over na te denken. Oude mensen zijn machteloos, ze moeten zich voortdurend verontschuldigen; dat lees je in dit boek, maar de toon is luchtig en laconiek, allesbehalve melodramatisch.
Jan Verheul en kleindochter
Wat mij ook bevalt is de combinatie van foto's en tekst in dit boek. Deze vorm was bijvoorbeeld nog wél te vinden in de Zwarte-beertjes-fotoboekjes uit de late jaren vijftig (Vrouwen van Parijs, Hier is New York), en in een nog later voorbeeld: Dolf Toussaints Jordaan (1965, tekst: Simon Carmiggelt); maar daarna is het er bergafwaarts mee gegaan. Het aardige van die oudere fotoboeken was dat tekst en lay-out de foto's wel ondersteunde, maar niet ál te nadrukkelijk presenteerde, meer gericht was op het onderwerp dan op een galeriepresentatie van de foto's. Eén reden dat deze gewoonte van foto's met tekst in onbruik is geraakt is waarschijnlijk dat het al gauw leidde tot aforistische quasi diepzinnigheden en de schuine commentaartjes waar vooral Ed van der Elsken goed in was, meer een soort applaus in de kantlijn dan informatie, maar het heeft er vooral mee te maken dat zelfs reportagefotografen ertoe beginnen te neigen hun foto's als vrije kunst te presenteren. Het zal wel een kwestie van status zijn (vrij staat nu eenmaal hoger op de officiële ladder dan toegepast), maar in de meeste gevallen vind ik het geen verbetering. Reportagefoto's zijn het mooist in een context, zoals je ziet in een paar van de mooiste Nederlandse fotoboeken: Van der Elskens Liefdesgeschiedenis in Saint-Germain des Prés en Oorthuys Rotterdam dynamische stad. Daniël Koning stelt zich met dit boek in die traditie, wat ik leuk vind, al mag het van mij ook wel wat baldadiger en minder bescheiden.
■