Een heilige als het ware
Het toegewijde leven van Anna Freud
Anna Freud. A life dedicated to children door Uwe Henrik Peters Uitgever: Weidenfeld & Nicolson, 281 p., f 81,20
Christien Brinkgreve
Was Anna Freud meer dan ‘haar vaders dochter’, zoals de titel van een in 1983 verschenen biografie luidde? (Raymond Dyer, Her Father's Daughter, The Work of Anna Freud, New York 1983). De zojuist (uit het Duits in het Engels) vertaalde biografie van Anna Freud van de Keulse hoogleraar in de psychiatrie en de neurologie Uwe Henrik Peters bevat als voornaamste boodschap dat Anna Freud zich niet alleen als trouwe dochter van Freud gewijd heeft aan haar vader en diens werk, maar ook zelf belangrijk psychoanalytisch werk heeft verricht, vooral op het gebied van de kinderanalyse. Hoewel Anna Freud zichzelf hierin niet als pionier beschouwde, was de kinderanalyse volgens Peters uitdrukkelijk haar schepping, en degenen die Anna Freud als haar voorgangers noemt waren of geen echte analytici of niet echt belangrijk.
Haar levensloop valt kort weer te geven. Geboren in 1895 als zesde en jongste kind van Sigmund Freud en Martha Bernays was Anna al jong consciëntieus en leergierig; ze werd lerares, en toonde daarnaast grote belangstelling voor het werk van haar vader. Dat laatste werd zo sterk dat ze zich rond 1920 volledig ging toeleggen op de psychoanalyse, in analyse ging bij haar vader, hem vergezelde op congressen, en zelf analytische artikelen begon te schrijven.
Haar betekenis voor de psychoanalyse is groot geweest, en dat geldt zowel voor de theorie, de therapie als de beweging. Naast haar kinderanalytisch werk hield ze zich al vroeg bezig met de egopsychologie, een richting die pas na de Tweede Wereldoorlog in Amerika populair zou worden; ze ontwikkelde speciale therapeutische technieken voor kinderanalyses (speltechnieken), en ze bekleedde vele functies in vele analytische verenigingen, comités en redacties. Vanaf de tijd dat Freud last kreeg van kaakkanker, een ziekte die hem van 1924 tot zijn dood in 1939 zou teisteren, was Anna niet alleen zijn verpleegster maar in toenemende mate zijn zaakwaarneemster en plaatsvervangster. Ze droeg zijn lezingen voor, vertegenwoordigde hem op bijeenkomsten en nam zijn prijzen in ontvangst.
In 1936 verscheen haar eerst beroemd geworden eigen werk, Het ik en zijn afweermechanismen, gevolgd door een zeer groot aantal lezingen, artikelen en enkele boeken. In 1938 was het gezin Freud door het opgekomen nazisme gedwongen te emigreren; naar Londen, waar Freud een jaar later zou sterven. In de oorlog richtte Anna Freud, samen met haar analytische vriendin Dorothy Burlingham, een opvangtehuis op voor kinderen wier ouders waren verdwenen: de beroemd geworden ‘Hampstead Nurseries’. Na de oorlog werd dit in uitgebreide vorm voortgezet in ‘The Hampstead Child Therapy Course and Clinic’. Haar naoorlogse bestaan wordt voor een groot deel in beslag genomen door congressen, lezingen en analytische cursussen. Zowel de psychoanalyse als Anna Freud waren inmiddels bekend en invloedrijk geworden.
Dit gevulde en succesvolle leven, waarvan we de belangijkste feiten al kenden uit de vele Freud-biografieën, roept allerlei persoonlijke vragen op, die door Peters nauwelijks gesteld worden. Benauwde het haar nooit, die nimmer aflatende zorg voor haar zieke vader, en in hoeverre heeft dat iets als een ‘eigen leven’ in de weg gestaan? Hoe was de band tussen vader en dochter, waarbij de laatste in analyse is geweest bij de eerste? Een dergelijke analyse roept toch op zijn minst de vraag op of ze wel genoeg vrijheid bood om de problemen met de ouders, onder meer het zogenaamde oedipuscomplex, in alle grondigheid door te werken, maar Peters stelt bezwerend vast dat het succes van deze analyse niet betwijfeld kan worden. Anna Freuds leven was in professioneel opzicht ongetwijfeld zeer succesvol, maar over het slagen van haar analyse zou ik weinig zinnigs kunnen zeggen. Dat vereist op zijn minst iets meer kennis over haar emotionele leven, haar wensen, angsten, frustraties, ambities, spanningen, juist die persoonlijke kanten waar we in dit boek nauwelijks iets over vernemen. Had ze bijvoorbeeld nooit last van de innerlijke conflicten die Freud zo helder aangaf in de gevalsbeschrijving van een van zijn vrouwelijke patiënten, die haar mooie jonge jaren opofferde in de zorg voor haar zieke vader? Had ze, ongetrouwd gebleven, eigenlijk ooit iets als een erotisch leven? En hoe was de verhouding tussen Anna en haar moeder, wier plaats ze toch in belangrijke opzichten heeft ingenomen: het was Anna, niet haar moeder Martha die de zieke Freud verzorgde, zijn lezingen hield en zijn prijzen in ontvangst nam. Martha Freud blijkt pas in 1951 te zijn gestorven, maar na Anna's jeugd lijkt ze in rook te zijn opgegaan. Een oedipale fantasie werkelijkheid geworden? Ik weet het niet, ik had er graag iets over vernomen.
Anna Freud (1914)
Anna Freud (1971)