Humeuren & temperamenten
Verantwoordelijkheid
Gerrit Komrij
P. Hermanides
Je zit achter het stuur en een vogeltje vliegt zich tegen de voorruit te pletter. Heel even het weke geluid van een warmwaterzak die tegen een muur wordt geslagen, daarna stilte. Wat bloed en veren, meer resteert er niet. Het is iets verschrikkelijks een vogeltje dood te rijden. Dit klinkt als een sentimentele zin. Maar er is iets onherstelbaars gebeurd. Een vogeltje is zo compleet. Oogjes, oren, oksels, alles had hel, in aandoenlijke verhoudingen. Een hart, een darmkanaal, alles. Een klein heelal spatte uiteen. Iets warms werd koud en zal binnenkort voorgoed zijn verdwenen. Je hebt het ergste gedaan wat je uit de overvloed aan erge dingen kon doen, je hebt ingegrepen in een levend mechanisme, je hebt je bemoeid met iets wat het heel wel zonder jou kon stellen. Je bent een moordenaar.
‘Die verdomde auto,’ mompel je. En zonder het te weten sprak je daar een cruciale zin mee uit. Je vond het wel even vervelend, de dood van dat vogeltje, maar een ander, iets anders, heeft het omgebracht. Dat maakt het je mogelijk om meteen weer te kunnen overgaan tot de orde van de dag, desnoods tot het vermoorden van het volgende hoopje veren. Moordpartijen lijken ineens onvermijdelijk en marginaal. Je hebt je eigen daden weggedrukt en een mechaniek is je intermediair geworden tussen je geweten en het hele erge. Het allerergste. Je zou wel iets kunnen ondernemen tegen die slachtingen, je zou het bewuste mechaniek van de rem kunnen zetten en, zonder inzittenden maar vergezeld van een welgemeende vloek, in een ravijn laten rijden, maar je bent de draad kwijt die oorzaak en gevolg verbindt. Door de herhaling van de moorden, en door de meeslepende energie van de orde van de dag, is je verbeelding dat je er niets tegen kunt ondernemen een zekerheid geworden.
Het krijgt de status van iets banaals, het doodrijden van een vogeltje, niet de moeite waard om er langer dan enkele seconden stil bij te blijven staan. ‘Die verdomde auto’ - in die korte mompeling ligt de overgave besloten, daarmee heb je jezelf weggegeven. Je hebt je ter beschikking gesteld van de demon. Alleen dat zinnetje, achteloos uitgesproken, was nodig om je over de beslissende drempel heen te helpen. Vanaf dat moment ben je tot alle gruwelen in staat. Want niet jij bent het, maar de ander. Iets anders. Je hebt het grote geheim ontdekt dat machten en volkeren voortstuwt. Het geheim van de beul en de slager.
Niet de mens, maar de machine doet hei werk in de abattoirs. De slachter bedient enkel hefboom, slinger, zaag. De beul zal zich nooit een moordenaar wanen: de guillotine is het helse werktuig. Dicatoren, staatshoofden, politici liggen geen ogenblik wakker van de bloedbaden die ze aanrichten, ze zijn doof voor de kreet van wee die echoot door hun steden, de doodsrochel die uit hun achterland opstijgt, want alles geschiedt uit naam van de vrijheid, de rechtvaardigheid en de orde. De vijand, de duivel is de ander. Iets anders.
De mens verdwijnt achter het instrument en wapent zich met het abstracte idee. Vaderlandsliefde is een slagersmes. Vrijheidsstrijd een flitsend stiletto. Solidariteit een moordenaarsdolk.
Miljoenen doden zijn uiteindelijk maar een vogeltje. Je denkt er een seconde aan en rijdt alweer verder. Je plengt, van top tot teen gewapend, je verplichte traan. Geen ogenblik vervloek je je mensenaard, geneer je je, wens je jezelf een plaats toe in het smadelijkste graf. Je bent er gewoon niet. Je plaatst een staaf dynamiet in een auto, parkeert hem in een drukke winkelstraat en wandelt weg. Fluitend loop je een park in en voert er de beminnelijke vogeltjes. Gods eigen, schuldeloze kind.
■