[Nummer 20 - 18 mei 1985]
Ter zake
Rudie Kagie
Wordt de ‘publieksboeken’-uitgeverij van Elsevier binnen afzienbare tijd eigendom van de Duitse Bertelsmann Verlag? Volgens iemand die het zou kunnen weten verkeren de onderhandelingen in een vergevorderd stadium. De voorzitter van de raad van bestuur van het Elsevier-NDU-concern, P.J. Vinken, noemde de ‘publieksboeken’ onlangs een ‘zwak punt’, waar het bedrijf zich graag van wil ontdoen als de resultaten niet verbeteren. Bertelsmann staat bekend om zijn zeer expansieve politiek. Th.J. van der Raadt, secretaris van de raad van bestuur van Elsevier-NDU, bevestigt dat er contacten met Bertelsmann zijn. ‘Maar voor zover ik weet gaan die niet over de overname van de uitgeverij,’ zegt hij. ‘We zijn met wel meer buitenlandse uitgeverijen voortdurend in gesprek. Daar moet u niets achter zoeken.’
Een Utrechtse boekenantiquair rekent er twintig gulden voor: een bibliofiele uitgave van het gedicht Roeping van Age Bijkaart. De tekst van het kwatrijn is te vinden op pagina 45 van De liefde tussen kat en hond van Willem Frederik Hermans, dat De Bijenkorf ter gelegenheid van de boekenweek liet drukken: ‘De roeping van de kat is fijn. / Die is: Volledig kat te zijn. / En niet bijvoorbeeld (als een haas) / de dis te sieren van zijn baas.’ De bibliofiele publikatie van het gedicht geschiedde ‘met de vriendelijke toestemming van de auteur Age Bijkaart, ter gelegenheid van de eerste bijeenkomst van het literair genootschap De rode kamer op 11 maart 1985’. De oplage telt honderd exemplaren, waarvan twintig romeins genummerd. Menno Wielinga van uitgeverij Exponent te Bedum (‘die ook de illustratie en de vormgeving verzorgde’) verzekert in de colofon dat het op geschept papier uitgevoerde drukwerk ‘niet in de handel’ wordt gebracht. Hoe is het dan mogelijk dat een winkelier er nú al twee tientjes voor vraagt? Wielinga, in het dagelijks leven leraar aan een instituut voor hoger economisch en administratief onderwijs, legt uit dat hij in zijn vrije tijd ‘marginaal drukker’ is. Hij maakt ‘mooie boekjes’ en een groep literair geïnteresseerde studenten te Groningen verzocht hem een voordracht over deze liefhebberij te houden. ‘Het leek mij aardig om bij die gelegenheid iets uit te delen, zodat de studenten konden zien wat de mogelijkheden zijn,’ zegt Wielinga. ‘In het tijdschrift De Tweede Ronde kwam ik dat gedicht van Hermans tegen, dat was nog voordat dat boekje bij De Bijenkorf verscheen. Ik heb Hermans toen brutaalweg geschreven of ik het mocht over nemen. Tot mijn stomme verbazing kreeg
ik veertien dagen later een brief uit Parijs, waarin Hermans schreef dat hij het goed vond.’ Het boekje zou gratis aan de toehoorders van de lezing worden verstrekt. Desondanks ligt het nu, anders dan de bedoeling was, in de winkel. Wielinga zegt dat hij daar niet verantwoordelijk voor is. ‘Bij die lezing kwamen minder mensen opdagen dan ik had verwacht. Ik heb toen de vrijheid genomen wat exemplaren aan de vrienden van de drukker cadeau te doen. Wat zij ermee doen heb ik niet onder controle. Dat de marktwaarde inmiddels lot twintig gulden is gestegen verbaasde me niets. Dat zal nog wel meer worden.’
‘Boeken behoren niet tot de primaire levensbehoeften, hoe graag sommigen van ons dat misschien ook zouden willen, en zullen zich als markt moeilijk blijven gedragen, zolang de koopkracht van het publiek zich moeizaam blijft ontwikkelen,’ houdt de directie van de Bruna-winkels het personeelsbestand in het onlangs verschenen Sociaal Jaarverslag voor. ‘Niet de liefde voor het boekenvak komt op de eerste plaats, maar de liefde voor het winkelvak. Betekent dat nu, dat Bruna, zoals hier en daar in het land weleens gehoord wordt een Winkel van Sinkel moet worden of een seksshop? Betekent dit, dat Bruna de klant die voor boeken komt maar liever de deur uitjaagt en het personeelsvak dat gemotiveerd is voor het boekenvak met de hoofdletter B maar liever ziet vertrekken?’ Het antwoord op deze vragen dient volgens de directie ontkennend te luiden. Wél moet het personeelslid bereid zijn behalve boeken en tijdschriften ‘een aantal andere interessante zaken’ te verkopen. Het sociaal jaarverslag: ‘Dat we bij dat zoeken naar andere dingen weleens een keer uitglijden hoort bij het zoekproces. Dat het de nodige discussie oproept kan alleen maar bijdragen aan het doen van verstandige keuzen.’ Tot het Bruna-concern horen ook de Standaard-boekhandels en een reeks kwaliteitszaken (waaronder Voorhoeve & Dietrich in Rotterdam, Van Stockum in Den Haag, Schollens in Groningen, Moderne Boekhandel Bas in Amsterdam en Pillot in Tilburg) die ‘assortimentsboekhandels’ worden genoemd. Volgens het sociaal jaarverslag mogen zij ‘gerust boekhandels met een grote B blijven al geldt ook daar, dat de beheersmatige kant goed verzorgd moet worden en ook daar hoeft enig experiment op nieuwe en onbekende terreinen niet geschuwd te worden’. Hoofd
van de ‘assortimentsboekhandels’ is Rolf Koops. De experimenten op nieuwe en onbekende terreinen zal hij niet afwachten: na een welverdiende vakantie wordt Koops directeur van de grootste boekwinkel van Nederland, de deze week aan het Amsterdamse Koningsplein te heropenen Scheltema Holkema Vermeulen. Liefde voor het boekenvak komt in zijn nieuwe functie weer op de eerste plaats.
Na Brieven aan Wimie, Brieven aan Bernard S., Brieven aan Simon C., Brieven aan Wim B. en (vorig jaar) Brieven aan Frans P. bundelt uitgeverij Veen in oktober de correspondentie die Gerard Reve aan ‘geschoolde arbeiders’ stuurde. Zestien geletterden worden bij deze beroepsgroep ingelijfd: Sal Tas, Huug Kaleis, prof. G.K. Grossouw, Jacq. Presser, Frits Boer, prof. Trimbosch, Gerard S., Jan H., Hans van de Bergh, A. Roland Holst, prof. Louis Vessard, Maria Warner, Rob Nieuwenhuys, Sjaak Hubregtse, Hans Gomperts en dr.ir. J. Visser. De thema's variëren: goede raadgevingen aan gehuwde homoseksuelen (Trimbosch), Indonesië (Nieuwenhuys), Herman Gorter (Roland Holst), broer Karel en zijn verhouding tot literatuur (Gomperts) en Vestdijk (Visser). De verzameling epistels wordt ingeleid door Reve, die schrijft: ‘De titel Brieven aan geschoolde arbeiders heb ik gekozen omdat alle geadresseerden een artistiek, academisch of kerkelijk beroep uitoefenen dan wel tot zulk een beroep een opleiding volgden, lk keek vroeger nogal op tegen titels en diploma's, misschien omdat ik een autodidact ben. Meer dan van andere mensen verwachtte ik bij de gestudeerden gehoor en begrip voor de ideeën en gevoelens die ik in mijn brieven ontvouwde. Vaak vreesde ik dat mijn gedachtenwereld die van een alleenstaande waanzinnige was. Kon mijn correspondent eruit wijs dan was er bij mij bij wijze van spreken niets aan de hand. Van lieverlede ben ik over veel zaken anders gaan denken. Ik kijk niet meer op tegen een academisch doctoraat of professoraat. Iemand kan een boel kennis hebben vergaard en daarbij een stom rund zijn gebleven.’ De brieven werden tussen 1959 en 1981 verzonden. Joop Schafthuizen, alias Matroos Vos, heeft de overige correspondentie van de hem toegenegen auteur
inmiddels gerangschikt tot zeventien boeken, die successievelijk bij Veen zullen verschijnen. Reve waarschuwt dat hij niet meer achter de inhoud van alle brieven staat: ‘Veel van het mateloze en bezetene van die uitbarsting dient, behalve op die van mij, op rekening gezet te worden van Koning Alcohol. Want gedronken, helaas, dat heb ik voor en tijdens de periode van deze brieven en helaas meer dan goed voor een mens is.’
Over welke onderwerpen zouden kinderen graag een gedicht lezen? Dat zal blijken als in oktober bij Sijthoff de bloemlezing Achterwerk in de boekenkast verschijnt. Op de linkerpagina's komen brieven die jeugdigen tot dertien jaar stuurden aan Nelleke van der Drift, die in de VPRO-gids de wekelijkse rubriek Achterwerk redigeert. De rechterpagina's zullen verzen van grote dichters bevatten die de in de brieven aangeroerde thema's behandelen. De bundel verschijnt in de kinderboekenweek. De rubriek ‘Achterwerk’ begint in 1986 aan de tiende jaargang. Pogingen van uitgeverszijde om de CPNB voor het ‘project’ te interesseren, ‘zodat het een goedkoop boekje met een gigantische oplage kon worden’, strandden op de tijdrovende procedure. ‘Het ging allemaal te lang duren en dat vonden we zonde van het leuke idee. We doen het nu helemaal zelf,’ zegt Sijthoff-redactrice Klaartje van de Belt.