Buddy Holly
White's boek is dat van een bewonderaar van Richard. Een bewonderaar zijnde van Elvis vind ik niet dat men ongecontroleerde roddels over hem kan opschrijven en geen fan van Richard zijnde vind ik ook niet dat deze ongeloofwaardige mededelingen mag doen over, onder andere, Buddy Holly. Want, en dat is belangrijk om te weten, White functioneert in zijn boek als de officiële, geautoriseerde biograaf van zijn held. Hetgeen inhoudt dat de homoseksualiteit van Richard nauwelijks ter sprake komt en dat Little R. onbekommerd mag vertellen over een hele andere Buddy Holly dan die we tot nu toe kenden. Het is zeker zo dat men (vooral de ouders van Holly) van de zanger van ‘Peggy Sue’ een soort heilige heeft gemaakt maar om het beeld nu helemaal om te keren - zoals White dat samen met Little R. doet - en van Holly een seksmaniak te maken, stoelt op maar heel weinig informatie. Eigenljk slechts op één bron: Little Richard. In interviews leurde Little R. al jaren met die ‘andere Holly’ zoals zekere informanten reeds meer dan twee decennia verhalen vertellen over Little Richards homoseksuele copulatiezucht. Die laatste verhalen staan er niet in - Little Richard afficheert zich immers sedert jaar en dag als een vroom en bijbelvast man, - Richards vertelsels over Holly wèl.
Het grootste probleem van de R ‘n’ R-geschiedenis blijft het feit dat zij bijna uitsluitend kan worden samengesteld uit mondelinge mededelingen. Rock- en popartiesten houden nu eenmaal zelden dagboeken bij en schrijven buiten hun handtekening onder een contract meestal geen memoires of brieven. De Holly-literatuur geeft ondertussen geen enkele aanwijzing om aan te nemen dat Richards mededelingen juist zijn. De recente EO-zanger komt in zijn Life and times naar voren als een opsnijder, een uitslover. Hetgeen niet gezegd kan worden van Connie Francis Who's sorry now dat tegelijkertijd met White's boek verscheen.
Connie Francis werd tussen 1958 en 1962 bekend door talrijke hits en daarna vooral door een leven dat ik elders ‘oprecht rock “n” rolls’ noemde. Wat moest Connie niet allemaal meemaken: een heleboel mislukte huwelijken, een miskraam, een verkrachting, twee berovingen, een aardbeving en menige psychiatrische behandeling. Toen ik dat schreef wist ik niet van Francis' aanvullende tragiek: haar liefde voor haar broer Georgie, die niet wilde deugen en uiteindelijk in 1981 vermoord werd. Francis roept in haar memoires een eerlijk en soms onthutsend beeld van haar leven en liefdes op. Als zij over haar broer en verkrachting schrijft, raakt zij in jammerlijke exaltaties met gebruikmaking van zetkasten vol uitroeptekens; chronologie is ook niet haar sterkste punt ofschoon zij Barbara Clark daarvoor juist bedankt in haar ‘Acknowledgments’. Ondertussen is haar boek een zeer lezenswaardig ooggetuigeverslag van iemand die ‘erbij was’, en hoe!
Connie Francis is nooit helemaal meer teruggekomen. Dit in tegenstelling tot de Everly Brothers - Don en Phil - die na een leven van succes, daarop volgende gekte, huwelijksperikelen, drank, druggebruik en wederzijdse ruzie op 22 en 23 september 1983 terugkwamen met een Reunion Concert in Londen. Het werd een overstelpend succes en de broers keerden, verzoend en wel, terug op de hitladders. Naar aanleiding daarvan schreef Roger White een documentaire Walk right back waarin het fotomateriaal bijzonder aardig is. De tekst is betrouwbaar, informatief en vooral actueel. Wat betreft fotoboeken over de rock ‘a’ rollperiode wordt de rockeur recent overstelpt met de prachtigste plaatwerken. Het mooiste is zonder twijfel Michael Ochs' overzicht van de geschiedenis van de geposeerde (de ‘gelikte’) rockfoto Rock archives. Dit omvangrijke boek is tevens een geschiedenis van het retoucheerpotlood en fotobelichting van 1940 tot 1970. Het is het mooiste visuele overzicht van de R & R dat ik tot nu toe ben tegengekomen.
Connie Francis
Tot slot een overzicht van de recente publicitaire drukte rondom de erfopvolgers van de rock ‘n’ roll: de Rolling Stones. Traditioneel schreef men over de Stones óf over hun leidsman Mick Jagger. In 1979 kwam daar verandering in: Barbara Charone publiceerde haar monografie over de leadgitarist Keith Richards en Mandy Aftel volgde in 1982 met haar domme boek over de in 1969 verdronken Stone Brian Jones: Death of a Rolling Stone. Over de Stones, en in het bijzonder Jagger, zijn al veel boeken geschreven. Jagger sprak in een interview op de BBC-televisie onlangs (9 april) over ‘een honderdtal.’
Daarin vergiste hij zich zeker niet. In hetzelfde vraaggesprek luchtte Jagger zijn woede over deze publikaties. Hij sprak kwaad over Philip Normans veelgeprezen The Stones (gedeeltelijk voorgepubliceerd in VN; vertaald) en beschuldigde Norman van het feit dat hij ‘maar een half uur’ met de zanger gesproken had. Daarente-