Omgelegde dagen door A. Moonen Uitgever: Veen, 162 p., f 22,50
Ivo de Wijs
Kom nou, u weet toch best hoe die dingen gaan. De redactie van een bijlage ontvangt een boek van een uitgever en zoekt bij dat boek vervolgens een braakliggende recensent. Die recensent krijgt het boek toegestuurd, leest, recenseert en stapt naar De Slegte.
Tekeningen van Joost Veerman uit de bundel ‘De anale variant’
Ik zal u vertellen hoe het eigenlijk hóórt te gaan. Een man (ik) heeft een prachtboek (Omgelegde dagen) gekocht van een hooggewaardeerd auteur (A. Moonen) - een schrijver van wie hij (de man) ((ik)) het gehele oeuvre (Stadsgerechten, Openbaar leven, Zalf voor de dood, Open afdeling, De anale variant) reeds op een ereplaats heeft uitgestald. Hij heeft het boek al tweemaal gelezen op het moment dat hij, geheel toevallig, de uitnodiging ontvangt van een bijlage om een beschouwing te schrijven. Hij leest het boek (Omgelegde dagen) voor de derde maal en schrijft geestdriftig zijn recensie. Vanzelfsprekend denkt hij er niet aan van het werk in kwestie ooit of te immer afstand te doen.
Veel te weinig lezers kennen de doorleefde boeken van A. Moonen. Via ‘horen zeggen’ gelden zijn werken her en der als vieze boeken van een vieze meneer. Dat eenzijdige vooroordeel leverde mij overigens al menig vrolijk moment op: zo gaf ik mijn vriend P. eens een geïllustreerde uitgave van De anale variant cadeau. P. schoof het bundeltje onmiddellijk onder het haardkleedje, mompelend: ‘Mijn ouders komen straks.’ Laat ik het niet ontkennen: de hoofdpersoon (A. Moonen) uit de werken van A. Moonen vertoont bij tijd en wijle uiterst verrassende, ja bruskerende karaktertrekken en gedragingen.
Ik kreeg van een vriendin van me eens de vraag voorgeschoteld ‘of de stelling juist was dat mannen ER elke twee minuten wel even aan denken (aan HET dus, slijmvliescontact)’. Ik aarzelde met mijn antwoord. De gehele scala van burgermansverworvenheden zeilde door mijn hoofd: schaamte, conventie, trouw, intellectuele voorwaarden, enzovoort. A. Moonen zou minder gestotterd hebben: ‘Ja, maar natuurlijk! Zei je “elke twee minuten”? Elke seconde zul je bedoelen!’ Wie Moonens boeken kent, weet dat het waar is. Moonen moet pillen nemen om te slapen, want anders zou ook 's nachts nog elke seconde overlopen van gedachten aan weergaloze jongens, of - als die jongens niet opdoemen - aan bereidwillige gastarbeiders, of - als die gasten zich generen - aan hoeren, of - als die te duur zijn - aan peepshows, of - als die gesloten zijn - aan de verlokkingen van het eigen lichaam. Want dat laatste is er altijd, elke veeleisende dag opnieuw, elke uitzichtloze morgen, elke teleurgestelde avond. O, gek makende eenzaamheid. Eenzaamheid en spaarzaam ingeloste hunkering. Daarover schrijft Moonen in Omgelegde dagen en in zijn andere boeken. Hij klemt zijn kaken tot een lach, grijpt zijn pen en stelt zich teweer. Fascinerend proza is het resultaat. De eerlijkheid overdondert, maar blijft genietbaar.
Vervolg op pagina 16