Huilen in het tuinhuis
Interviews met mannen
Men, a documentary door Anna Ford Uitgever: Weidenfeld and Nicolson 296 p., f 59,45
Carrie de Swaan
De opzet van Men, a documentary van Anna Ford lijkt veelbelovend. Drie jaar lang reisde zij door heel Engeland om de meest uiteenlopende mannen te interviewen. Zij vond dat er na de golf van literatuur van en over vrouwen maar eens een boek moest komen dat de diepste roerselen van mannen bloot zou leggen.
‘Ik wilde wel eens weten wie zich verscholen achter de maskers van de Engelse mannen,’ weet zij het tot de verbeelding sprekend te formuleren en mij als lezeres de hoop te geven een stap dichter te komen bij die intrigrerende onmogelijkheid: te weten hoe het is om een man te zijn.
Ik maak me gereed Anna Ford te volgen in de spelonken van de mannenziel waar mij zeker geheimen geopenbaard zullen worden; de werkelijkheid overtreft immers de stoutste fantasie. Gezien haar ervaring zou Anna Ford wel eens een goede interviewster kunnen zijn. Na een loopbaan als sociaal antropologe ging ze in 1974 voor Granada TV werken en later voor BBC en ITN. Als medewerkster aan actualiteitenprogramma's sprak ze mensen uit alle lagen van de bevolking. Toen ze voor haar boek ‘een grote verscheidenheid Engelse mannen nodig had’, haalde ze die uit haar adressenboekje en vroeg vrienden en kennissen. Zo verzamelde ze honderdtwintig mannen van achttien tot vierentachtig jaar. Op zich een willekeurige selectie - en zeker geen representatieve steekproef van de Engelse man met masker - maar waarom zou die geen interessante resultaten kunnen opleveren?
De interviewsituatie die Anna Ford verkoos is nogal uitzonderlijk. De mannen werden uitgenodigd de plaats van het gesprek te bepalen. Tevoren was hun verzekerd dat ze geheel anoniem zouden blijven. Naam, plaats en de meeste omstandigheden zouden veranderd worden en niemand hoefde te weten dat het interview plaatsvond. Ze kregen uren de tijd hun hart uit te storten over de onderwerpen die zij verkozen. Anna Ford wilde de interviews zo open mogelijk houden: ‘Zij werden aangemoedigd zo ongeremd mogelijk te praten, en ik hoop dat ze voelden dat er niet over hen geoordeeld werd toen ze zich blootlegden.’ Opgetogen vertelt Anna Ford dat alle mannen graag met haar wilden praten: zij kenden haar als nieuwslezeres van de tv. Ik heb geprobeerd me voor te stellen of ik als man nu juist wel of niet mijn hart uit zou storten bij Noortje van Oostveen, maar het lukte me niet erg en mijn mannelijke vrienden gaven tegenstrijdige antwoorden.
Vooral door mannen was Anna Ford uitvoerig gewaarschuwd dat mannen haar niet de waarheid zouden vertellen; ze zouden opscheppen en hun gevoelens niet tonen. Haar bleek het tegendeel. Ze was verrast door de eerlijkheid van haar gespreksgenoten, voor wie geen onderwerp taboe was. Hoe ze weet dat ze de waarheid spraken, zegt ze er niet bij. Vol verwachting begin ik in het eerste hoofdstuk om me de komende 290 bladzijden vooral te vervelen en te ergeren. Ik erger me niet aan de verhalen van de mannen, maar aan het feit dat ik die niet te lezen krijg. De schrijfster heeft de interviews aan stukjes gesneden en verspreid over zestien hoofdstukken als ‘Mannen als vaders’, ‘Mannen en werk’, ‘Mannen en gevoelens’. Zo is er een eindeloze brei citaten ontstaan, door Anna Ford aan elkaar geschreven met generalisaties waarvan totaal onduidelijk is waar ze op gebaseerd zijn. De meerderheid waar zij zo graag mee schermt kan net zo goed bestaan uit twee van de drie mannen die een bepaald onderwerp hebben aangestipt als uit negentig van de honderd.
Ook blijft het volkomen duister hoe haar gespreksgenoten onherkenbaar zijn gemaakt. Zodat Piet, een achttienjarige vuilnisman, die vindt dat mannen eigenlijk niet horen te huilen, net zo goed Jan kan zijn, een baron van vierentachtig die toen hij hoorde dat zijn vrouw ongeneeslijk ziek was niet meteen instortte, (iets wat Anna Ford heel begrijpelijk had gevonden) maar pas goed in snikken uitbarstte toen hij alleen in zijn kas was. Het schijnt trouwens veel voor te komen, zo informeert zij ons, dat mannen wiens huis niet genoeg privacy biedt, niet in hun kas maar wel in hun tuinhuis van de gelegenheid gebruikmaken om eens ongestoord uit te huilen. Mannen hebben er over het algemeen meer moeite mee om over hun gevoelens te praten en hun emoties te tonen dan vrouwen, is uit haar onderzoek gebleken.
Bladzijden lang zijn mannen aan het woord over zichzelf als zonen, vaders, minnaars en echtgenoten, maar verwarrende seksuele gevoelens tegenover kinderen, incest, vechtpartijen en seksueel geweld schijnen in de levens die ze aan Anna Ford openbaren niet voor te komen. Hoe vervelend haar manier van schrijven ook is, er zijn zeker citaten die ontroeren en boeien, maar juist dan is het frustrerend om niet meer dan die paar regels van een man aan de weet te komen.
Had Anna Ford beter een boek kunnen maken waarin ze een beperkt aantal mannen uitvoerig hun verhaal laat vertellen? Ik denk het niet. Ze laat in elk hoofdstuk één man ruim aan het woord. Zo mag een zesentwintigjarige politieagent vier bladzijden lang uitweiden over zijn seksuele leven: met zijn vrouw doet hij het nog maar zelden, maar de meisjes op het bureau staan klaar om hem af te trekken wanneer hij maar wil. Uit die langere interviews krijg ik het vermoeden (de vragen zijn in het hele boek weggelaten) dat ze haar gespreksgenoten maar laat aanpraten, wat ze ook klagen, bekennen of verzwijgen. En daardoor laat ze mij als lezer in de steek op het moment dat ik benieuwd raak hoe het leven van die man nu echt in elkaar zit.
Sommige verhalen zijn wel aardig om te lezen, al zie ik niet de reden waarom die speciaal uitgekozen zijn. Anna Ford ziet die wel: ‘(...) omdat hun verhalen buitengewoon interessant zijn en groot inzicht geven in bepaalde aspecten van de mannenwereld.’ Die pretentie maakt ze op geen enkele manier waar. En dat is jammer.
■