Twijfelen en zoeken
Realistisch proza van Ger Verrips
De wondere zoon door Ger Verrips Uitgever: De Arbeiderspers, 179 p., f 29,50
Marc G. Haagen
Ger Verrips debuteerde meer dan een decennium geleden met Zorg dat je een gekkenbriefje krijgt, een novelle over een dienstweigeraar die in een militaire psychiatrische inrichting terechtkomt; indertijd gunstig ontvangen door de pers en later zelfs verfilmd voor televisie.
Hoe voelt iemand zich die na dertig jaar in Amerika te hebben gewoond en gewerkt, terugkeert naar zijn geboorteland dat hij, nauwelijks volwassen, meende voorgoed achter zich te hebben gelaten?
In deze situatie bevindt zich Sander, een van de hoofdpersonages van deze novelle en een self-made man die indertijd het woelige, naoorlogse Nederland inclusief zijn familieleden de rug toekeerde om overzee een betere toekomst op te bouwen. En dat is hem aardig gelukt ook, zowel naar Europese als naar Amerikaanse maatstaven: twee huizen, twee auto's, twee banen. ‘Het toilet maken kostte hem als altijd exact vijfenveertig minuten. Toen hij pas in Amerika was bleef het bij vijf minuten. (...) Van vijf naar vijfenveertig minuten toilet, zijn carrière in een notedop.’
Zijn aanwezigheid in Nederland is vereist omdat hij na de dood van hun zuster, samen met zijn broer erfgenaam is geworden van een boerderij. Sander voelt zich als de Verloren Zoon, die terugkeert naar het ouderlijk huis. Dat huis staat er nog, maar de ouders zijn al veel eerder overleden. Na Sanders emigratie werd correspondentie, al dan niet vol verwijten en beschuldigingen, het enige contact tussen vader en zoon. En tijdens zijn jeugd was het al weinig anders geweest: ‘Waarom had ik zo'n hekel aan thuis? Omdat je alles wat je uit jezelf graag zou hebben gedaan werd verboden. (...) En bij ons thuis hoorde iets nu eenmaal niet omdat de kennissen vonden dat het nu eenmaal niet hoorde. (...) Ze prezen je niet, ze moedigden je niet aan als je iets goed deed, nee, de ander werd verweten dat hij bij je was achtergebleven.’ Opnieuw in de oude omgeving merkt Sander pas goed dat hij met zijn verleden nog niet in het reine is.
En dan is er ook nog Jeannet, al meer dan vijfentwintig jaar de levenspartner van Mees Fisset (wat een afgrijselijke naam!), journalist en jeugdvriend van Sander. Mees worstelt met zijn tijdelijke werkloosheid, poogt alert te blijven door verwoed de actualiteit te volgen, wat de lezer pagina's vol artikelen uit kranten en tijdschriften oplevert over de meest uiteenlopende onderwerpen als uitvindingen, economische toestanden, abortus, de algehele verrechtsing die zich in crisisjaren pleegt voor te doen, discriminatie en zelfs astronomie. Dit procédé, waardoor het verhaal in een breed maatschappelijk kader geplaatst wordt, is eerder ook al gebruikt door bijvoorbeeld Jos Vandeloo in De Muggen, waar het hoofdpersonage gruwelijke kranteknipsels verzamelt, en in Menuet van Louis Paul Boon, die een fries van sombere, bizarre berichten bovenaan de gewone tekst plaatste.
Na een fikse ruzie wordt Mees door Jeannet verlaten, die bij Sander terechtkomt, zodat ze nu samen enigszins aan het dolen slaan. Want ook Sander, die nu in goeden doen is, stelt zich vragen over zijn werken om te leven en leven om te werken. Beiden maken zichzelf wijs, tegen beter weten in, dat ze nog ‘opnieuw kunnen beginnen’; ze proberen dit ook een beetje uit, maar niet echt van harte. Ze voelen zich onrustig, hun stemmingen wisselen voortdurend, kortom - ze maken een wat verlate mid-life crisis door.
In De wondere zoon vind je geen grootse gebeurtenissen of dramatische taferelen, maar mensen van vlees en bloed die twijfelen en zoeken zoals wij allemaal. Niet zomaar wat gratuit gebabbel, modernistisch gekeuvel of goedkope filosofietjes van een auteur die herkenbaar wil schrijven voor een groot publiek, maar ernstig doorwrocht en vooral geloofwaardig proza.
Tal van onderwerpen worden verder nog aangestipt in deze realistische roman: de denkwereld van een Amerikaan tegenover die van inwoners van Europa, de gevolgen van plotselinge werkloosheid én het feit dat je jarenlang met iemand kunt samenleven zonder hem of haar werkelijk te kennen. Verrips toont, zoals trouwens ook in zijn vorige boeken, over een grote taalzuiverheid te beschikken en over verbluffende kwaliteiten als het erop aankomt subtiel en tot in de kleinste details sferen en gevoelens te beschrijven.
Als ik Harry Mulisch mag geloven wanneer hij poneert dat de lezer niet de toeschouwer is van een toneelstuk, maar de acteur die alle rollen uitbeeldt, dan heb ik net een prima voorstelling gegeven. Maar de tekst was wel van Ger Verrips.