Communisme
In zijn nieuwste roman, Davita's Harp, is er een plotse versmalling van het blikveld. De locatie is, als in The Chosen, weer New York. Het boek is in zoverre een logische volgende stap, dat nu het orthodox milieu uiteengevallen is en zichzelf opnieuw moet rechtvaardigen. Merkwaardigerwijs probeert Potok dat te doen via de ervaringen van het meisje Davita. Tot nu toe waren, niet toevallig, al zijn hoofdpersonen jongens of jonge mannen, bij voorkeur in een of ander opzicht hoogbegaafd. Dat is Davita ook. Verhaaltechnisch neemt deze kunstgreep wat bezwaren weg, die er anders wel zouden zijn bij het presenteren van bepaalde vraagstukken door het bewustzijn van een kind. Als het verhaal begint, is Davita acht jaar. Waar krijgt zij zoal mee te maken? Niet weinig. Wie twee stappen achteruit zet en haar van een afstand bekijkt, zou het gevoel kunnen krijgen dat dit overigens niet puur onwaarschijnlijke Newyorkse meisje de erfenis van millennia joods-christelijke beschaving torst en na al te veel omzwervingen ergens in de twintigste eeuw verdwaald is geraakt. Om dit nog eens te benadrukken, woont zij slechts bij uitzondering langer dan drie maanden op dezelfde plek: het gezin moet voortdurend verhuizen, van het ene naargeestige appartement naar het andere en wáár het ook terechtkomt, het lijkt er nooit werkelijk thuis te zijn. De tijd is de jaren dertig. In 1930 is Davita geboren als dochter van een Amerikaanse vader van christelijke, vermoedelijk rooms-katholieke afkomst en een moeder, afkomstig uit een Oosteuropees chassidisch gezin. De moeder is afgeschilderd als een persoonlijkheid in wankel evenwicht tussen intelligentie en intellectualisme en spreekt, anders dan de doorsnee eerstegeneratie-immigrant, vlekkeloos Engels.
Chaim Potok heeft die periode gekozen met de nodige bedoelingen. Davita's ouders hebben beiden ten minste eenmaal iets meegemaakt dat hen ertoe bracht de wel radicaal verschillende tradities waarin zij werden opgevoed de rug toe te keren en een nieuw geloof te vinden in een pragmatische ideologie: het communisme. Het zou nog tien jaar duren voor McCarthy's heksenjacht losbrandde, maar eerder was het, zeker in provinciale streken, niet direct ongewoon om communisten kortweg te lynchen. Davita ontdekt het incident waarvan haar vader als negentienjarige getuige is geweest. Het is beschreven in Nineteennineteen van John Dos Passos, het middelste boek van de trilogie USA en het werpt ook voor haar even een ander licht op het christelijk geloof, dat door haar tante Sarah wordt aangeprezen als de bron van goedheid en naastenliefde. Die naastenliefde beoefent deze Sarah zelf overtuigend genoeg, onder andere als verpleegster op de slagvelden in Spanje, waar de burgeroorlog woedt die zal eindigen met Franco als machthebber. Davita kan maar moeilijk inzien wat het uithaalt, naastenliefde, vooral niet als haar vader, die als journalist naar Spanje wordt gestuurd, omkomt tijdens het bombardement van Guernica in een vergeefse poging om iemand uit de vlammen te redden. Met weinig anders dan kranteberichten en ooggetuigenverslagen krijgt Europa metafysische proporties. Die worden onderstreept door de Europese vriend van haar moeder, de schrijver Jakob Daw, die brieven stuurt: ‘Here is a heil beyond the ability of a Dante to depict’, en af en toe op bezoek komt. Met zijn schrale en schijnbaar zinledige parabels vertegenwoordigt hij iets verontrustends. Verhalen uit de Oude Wereld zijn het, de wereld die zich aan Davita voordoet als het duistere continent waar de ene oorlog na de andere woedt en waar mensen als haar moeder en Jakob Daw onuitsprekelijke gruwelen hebben gezien. Europa is ook haar moeders duistere
verleden. Er is sprake van pogroms, van vaders die hun gezin achterlieten in verband met talmudsessies bij de rebbe, van een oude grootvader, te zwak om dat gezin te verdedigen tegen aanranders en moordenaars. Een tijdlang speurt Davita naar de betekenis van woorden. War? Religion? Idea? Magie? Pogrom? Rape?