[Nummer 16 - 20 april 1985]
Ter zake
Rudie Kagie
De uitgeverijen Querido en De Arbeiderspers zijn onder hetzelfde dak gehuisvest aan de Singel te Amsterdam. Nochtans werd men er onlangs geconfronteerd met een pijnlijk fenomeen dat eerder in deze rubriek werd beschreven: twee boekomslagen die er vrijwel identiek uit zien. Op Het vrouwenvertrek van Jeanne Bourin dat in 1981 bij De Arbeiderspers verscheen en op de onlangs bij Querido verschenen dertiende druk van Het woud der verwachting van Hella S. Haasse staat dezelfde afbeelding uit Les trés riches heures du Duc de Berry, een getijdenboek van de gebroeders Van Limburg. Beide uitgaven zijn van vrijwel hetzelfde, kloeke formaat. In beide gevallen voorzag de ontwerper de illustratie van een ondergrond in dezelfde schakering van de kleur blauw. Het omslag voor De Arbeiderspers werd ontworpen door Joost van de Woestijne. De cover voor het boek van Hella Haasse was het werk van J. Tapperwijn, pseudoniem van Querido-uitgever Ary Langbroek. ‘Een volstrekte toevalligheid,’ typeert deze de frappante gelijkenis. ‘Onbegrijpelijk overigens dat dit kon gebeuren. De dummy heeft hier een tijdlang in het huis rondgezworven, de vertegenwoordigers van Querido die ook de boeken van De Arbeiderspers aan de man brengen hebben het gezien en niemand is iets opgevallen. Het boek lag al twee maanden in de winkel toen iemand ons op de overeenkomst attent maakte.’
Een boek waar de in grote letters op de omslag aangeduide geestelijke vader niets voor hoefde te doen is Confrontatie, een bij Omega Boek verschenen bundeling van vijftien vraaggesprekken die Gert Berg voor Veronicaradio voerde. Samenstelling, redactie, bewerking en vormgeving van het boek berustten bij zes studenten van de Amsterdamse Frederik Muller-academie, die opleidt voor boekhandel en uitgeverij. Gert Berg vestigde zich enige tijd geleden als correspondent in Japan; hij hoefde zelfs geen banden uit te tikken om te zorgen dat het boek er kwam. De overhandiging van het eerste exemplaar aan Hedy d'Ancona, een van de geïnterviewden, kon hij wegens zijn buitenlands verblijf niet bij wonen. De omslag van het boek - waarop namen van uiteenlopende prominenten als Willem Aantjes, Cornelis Berkhouwer, Simon Carmiggelt, Joseph Luns, Hans Wiegel en Joop van Zijl - was al klaar en de uitgeverij had de prospectus al verstuurd toen er problemen rezen. Twee geïnterviewden weigerden hun medewerking aan de uitgave en hun namen moesten op het laatste moment van het omslagontwerp worden geschrapt. Rinus Ferdinandusse wilde niet dat de tekst van het onderhoud werd afgedrukt omdat hij het een ‘vervelend gesprek’ vond. Marcus Bakker onthield zijn toestemming uit woede over een ‘zeer schunnig liedje’ over zijn persoon, dat speciaal voor de rechtstreekse uitzending was geschreven en halverwege het gesprek werd afgedraaid. ‘Op dat moment zat ik voor het afschuwelijke dilemma wat ik moest doen,’ herinnert Bakker zich. ‘Als ik zou opstappen zouden ze dat liedje nog zes keer draaien. Ik ben dus maar blijven zitten, maar heb wél gezegd dat ik het schandalig vond. Ik heb me verschrikkelijk kwaad over die behandeling gemaakt. Ik ben zo'n oude, beschaafde heer, weet u wel.
Toen ik dat formulier kreeg toegestuurd waarop ik moest aangeven of ik al dan niet akkoord ging met de publikatie van dat interview, dacht ik bij mezelf: waarom zou ik ze in vredesnaam dat plezier gunnen?’
Uitgeverij Van Holkema & Warendorf, onderdeel van het noodlijdende Unieboek, heeft goede hoop dat de jeugdboeken over Pinkeltje van Dick Laan binnen afzienbare tijd opnieuw een gigantisch succes zullen worden. De kans is groot dat de Tros de avonturen van de kinderboekenheld laat herleven in een televisieserie van tussen de dertig en veertig afleveringen. ‘We zijn nu twee proeffilms aan het maken,’ zegt directeur Loek de Levita van Chanowski Productions. ‘Het worden poppenfilmpjes van zo'n vijf minuten per keer, die als het aan ons ligt een seizoen lang wekelijks zouden worden uitgezonden. Als de Tros er niets in ziet, stappen we ermee naar een andere omroep.’
Ongeveer gelijktijdig met een grondige terugblik op de verschrikkingen van de oorlog - het aantal nieuwe boeken over de periode '40-'45 wordt geschat op circa tweehonderd - verschijnen binnenkort de eerste gedenkschriften over de jaren zestig. Roel van Duyn legt de laatste hand aan Provo, de geschiedenis van de provotarische beweging 1965-1967. Meulenhoff zal het boek volgende maand op de markt brengen, ter gelegenheid waarvan de voormalige Amsterdamse hippietempel Paradiso een avond belegt over het thema ‘twintig jaar na provo’. Van Duyn omschrijft zijn manuscript als ‘vooral een bronnenboek’. Regelmatig ontvangt hij uitnodigingen uit steden, dorpen en gehuchten in het hele land om in een lezing herinneringen aan het turbulente tijdvak op te halen. Van Duyn: ‘Daar heb ik meestal niet zo'n zin in, maar er is blijkbaar wel behoefte aan. Ik kan de mensen straks naar dat boek van mij verwijzen, daar staat het allemaal in, te beginnen met het eerste provostenciltje dat wij twintig jaar geleden verstuurden.’ Uitgever Jan Mets - tijdelijk afwezig wegens een vakantie in de Sovjetunie - komt volgende maand met Johnson moordenaar, een boek over ‘de kwestie Vietnam in de Nederlandse politiek’. De drie auteurs, Peter van Eekert, Duco Hellema en Adrienne van Heteren, zijn verbonden aan de vakgroep internationale betrekkingen van de Universiteit van Amsterdam. ‘We hebben met een groot aantal mensen gesproken die destijds actief waren in de Vietnambeweging,’ vertelt Hellema. ‘Het is verbazingwekkend dat er over die interessante periode nooit eerder boeken zijn verschenen; wel over de oorlog zelf, maar niet over hoe daar in Nederland op werd gereageerd.’ De auteur kondigt aan dat de geschiedschrijving verre van
volledig zal zijn. ‘Het is te omvangrijk, het zou een prachtig onderwerp zijn voor iemand die er na vijf jaar studie op wil promoveren.’ Volgens Hellema dient die iemand een ‘onbevangen buitenstaander’ te zijn. Ex-provo Van Duyn denkt daar anders over.
Het wonderlijkste culturele tijdschrift van Nederland heet Moviola: een woest schotschrift dat fulmineert tegen Leon de Winter en de rest van de wereld. In het tweede nummer ontbreekt ieder spoor van een colofon met namen van verantwoordelijke redacteuren. Theo van Gogh (vier korte verhalen, vijf pagina's bij het werk van striptekenaar Eric Schreurs, vijf pagina's interview met Van Gogh door Van Gogh) en Heere Heeresma (twee gedichten met paginagrote portretten, acht pagina's interview ‘over de Bijbel en het geloof’) zijn zó prominent vertegenwoordigd dat ze ongetwijfeld als stuwende krachten achter het periodiek kunnen worden aangemerkt. De overige bladzijden zijn bedrukt met bijdragen van onder meer Gied Jaspars (‘Kees en Wim zijn laf’), de essayist R.A. Cornets de Groot (met Indonesische jeugdherinneringen: ‘compleet met foto aangeleverd door Heere’) en Wim T. Schippers (met een voorpublikatie van het toneelstuk Sans Rancune.) Uitgever van Moviola is Van Wulften bv, een Amsterdamse firma die zich tot dusver tot het produceren van stripboeken beperkte. De uitgeverij, telefonisch om een toelichting verzocht, schakelt door met Theo van Gogh: ‘Ik loop hier toevallig wat rond, mijn bed staat hier ook, maar ik ben geen redacteur van Moviola hoor. Dat blad heeft geen redactie. Als we genoeg kopij hebben brengen we weer een volgend nummer uit, maar dat kan wel herfst worden.’ Abonnementen zijn wegens de administratieve rompslomp niet mogelijk. Omstreeks augustus verschijnt bij uitgeverij Espee - een imprint van alweer de bevriende Ger van Wulften - het prozadebuut van Theo van Gogh: een bundel die Korte verhalen heet. Een filmer die niet filmt dient zich te wapenen tegen
verveling en waarom zou Van Gogh niet kunnen wat De Winter kan?