Vrij Nederland. Boekenbijlage 1985
(1985)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
Wat ik nog zeggen wilde door Jaap Boersma en Jeroen Terlingen Uitgever: Sijthoff, 160 p., f 22,50
| |
RadicaliseringTussen de regels van het boek door valt te concluderen dat Boersma het moeilijk had met de ‘radicalisering’ van NW én Partij van de Arbeid. Niet onbegrijpelijk, want Boersma had al eerder met het NVV overhoop gelegen toen hij zijn steun verleende aan de loonmaatregel van Roolvink ten tijde van het kabinet-De Jong. Het staat niet in het boek, maar Boersma had zich toen fel gekeerd tegen NVV-voorzitter Kloos, die had gedreigd zich niets aan te zullen trekken van een door de Tweede Kamer aanvaarde loonwet. Boersma noemde het optreden van Kloos toen antidemocratisch: ‘Er wordt toch al zo aan de ondermijning van de democratie gewerkt.’ Veel later, toen hij directeur was geworden van de stadsreiniging in Amsterdam, steunde Boersma de acties van de ambtenarenbonden tegen de bezuinigingsmaatregelen van het huidige kabinet. Hij is radicaler geworden, zoals hij zelf zegt. Wat in het boek evenmin goed uit de verf komt is de reden waarom Boersma toetrad tot het rechtse kabinet-Biesheuvel. Dat Biesheuvel hem herinnerde aan een in de ARP-fractie gedane uitspraak (‘Ondanks verschillen van inzicht als één man achter Barend staan’) lijkt een wat al te mager argument. Boersma toont, verder in het boek, géén begrip voor een vergelijkbaar besluit van Albeda, die minister van Sociale Zaken werd in het kabinet-Van Agt. Van politiek ingrijpende betekenis was de wijze waarop het kabinet-Den Uyl uit elkaar viel. Over het wetsontwerp voor een nieuwe onteigeningswet was een dermate grote deining ontstaan in het groene front van de confessionele partijen dat de eerste ondertekenaar van het wetsontwerp, Van Agt, de discussie weer wilde heropenen, daartoe aangespoord door Andriessen. De progressieve ministers weigerden dit en brachten het wetsontwerp in stemming in de ministerraad. De vier KVP-ministers stemden tegen, maar kregen geen steun van de ARP-ministers Boersma en De Gaay Fortman sr. Desondanks trokken de zes confessionele ministers naar buiten toe één lijn: zij dienden gezamenlijk hun ontslag in. Dat was ook de wens van ARP-fractievoorzitter Aantjes. De eenheid in het op stapel staande CDA was belangrijker dan het voortbestaan van het kabinet-Den Uyl. In het boek vertelt Boersma dat De Gaay Fortman sr. van mening was dat alleen de KVP-ministers maar moesten opstappen. Boersma was bang voor nieuwe tweespalt en sloot zich bij de KVP-ministers aan, daarmee Gajus weinig keus latend. Hij noemt dit nu een van de weinige beslissingen uit zijn loopbaan die hij achteraf betreurt. Hij wilde dat hij wist of een uitbraak van De Gaay Fortman en hemzelf de christen-democratische politiek, of een flink deel ervan, uit het grauwe midden zou hebben weggesleurd. Dat flinke deel waarop Boersma doelt, heeft nog enkele malen de kans gehad om het grauwe midden te verlaten. Maar de zogenaamde loyalisten durfden het niet aan om het kabinet-Van Agt te blokkeren of naar huis te sturen, hoewel zij daartoe getalsmatig in de gelegenheid waren. Boersma ondernam geen pogingen om de linkervleugel van het CDA te stimuleren. Nummer elf op onze kandidatenlijst, zoals Van Agt hem denigrerend had genoemd, verliet de CDA-fractie, op weg naar de Ogem. Als bijdrage aan de feitelijke politieke geschiedschrijving is het boek van Boersma/Terlingen niet onontbeerlijk. Maar sarcastische bejegening van Roolvink. Biesheuvel, Drees jr., De Brauw, Wiegel en vooral Van Agt laat zich lekker lezen en bewijst dat Boersma de politiek meer persoonlijk dan zakelijk beoordeelt. Zo hing zijn waardering voor de VVD en de PvdA sterk af van sympathie voor collega's als Langman, Geertsma, Den Uyl en Duisenberg. Wie wil weten hoe Boersma zijn grillige loopbaan als vakbondsman, kamerlid, minister, ondernemer en tenslotte gemeenteambtenaar zelf heeft ervaren, treft een openhartig, eerlijk en vlot geschreven boek, waarvan de laatste hoofdstukken mij het meest boeiden: over de Ogem, over een reeks slechteriken (‘Fibbe, Pluygers. Barrels, Mathot en noem ze allemaal maar op met hun talloze bijbanen’), over de gevolgen van het interview met Jeroen Terlingen in Vrij Nederland en over de moeizame pogingen om daarna nog ergens aan de bak te komen. Jaap (aanvankelijk met Alice) in Wonderland. Boersma als buitenbeentje in de boze kapitalistenwereld. Een ontstellend én ontroerend relaas van een man voor wie de grens tussen idealisme en cynisme heel smal werd. ■ |
|