Een exemplarisch persoonlijk drama
Klaus Manns autobiografie Het keerpunt vertaald
Het keerpunt door Klaus Mann Vertaling: Willem van Toorn Uitgever: De Arbeiderspers, Privé-Domein, 603 p., f 62,50
Gerda Meijerink
Vergeleken met de granieten zuil van leven en oeuvre van de vader, Thomas Mann, is de zoon, Klaus Mann schijnbaar een erratische steen, zwervend, meegesleept door de maalstroom der tijden. Of niet? Is er, bij alle breuken, keuzen, keerpunten in het leven van Klaus Mann niet ook continuïteit, een Gesetz misschien dat zijn leven beheerste? Hij bewonderde André Gide, een individualist die zich ‘einordnete’ zonder ‘untergeordnet’ te zijn.
Bij de vader lijkt het er op dat er een samenhang is, dat de ene fase uit de vorige logisch voortvloeit. Eenheid van leven en werk, dat maakt Thomas Mann tot de ongenaakbare waar je met gemengde gevoelens van houdt - of met even gemengde gevoelens niet van houdt. Maar bij Klaus Mann is de eenheid van leven en werk ver te zoeken en ‘individualisme’ is een te ruim begrip om dat te verklaren. Individualisten waren ze allemaal, de Manns, van de senator in Lübeck tot diens Braziliaanse vrouw tot Katja, Heinrich, Erika, Golo en de wat wonderlijke Monika.
Klaus Mann, lijkt het, is degeen die er nog het meest moeite mee had op zichzelf teruggeworpen te zijn in een wereld waarin de grote verlokking niet het individualisme maar het collectivisme was. Van de grote collectieve stromingen van de twintigste eeuw, het fascisme en het communisme, heeft hij de bloeitijd meegemaakt; door zich van de eerste af te keren kwam hij bijna automatisch bij de tweede terecht. Maar net niet helemaal, al vervolgde de reputatie een bolsjewist te zijn hem tot aan zijn dood. Eén van de keerpunten in zijn leven vormde de teleurstelling in de praktijk van het communisme. Bij zijn bezoek aan het schrijverscongres in Moskou in 1932, waarvan hij in zijn eigen tijdschrift Die Sammlung verslag doet, is hij al kritisch. Dat de mens uitsluitend een produkt van zijn sociaal-economische omstandigheden zou zijn, aanvaardt hij niet. Hij mist het metafysische, het esthetische, de dood als alles bepalend moment van het leven. Het individu is sterfelijk en het collectief ziet daaraan voorbij, dat inzicht heeft hem verhinderd ooit ergens bij te horen, zelfs niet bij zijn familie. Ook bij Erika, gedurende lange jaren zijn onafscheidelijke zuster, hoorde hij in de laatste fase van zijn leven niet meer. Zij koos er uiteindelijk voor wél lid van de familie te zijn en besteedde haar energie en talent aan het redigeren van het werk van haar vader.
Was Klaus Mann een individualist contrecoeur, zich ‘einordnen’, wat hij aan Gide bewonderde, heeft hij nooit gekund. Eén keer had het er de schijn van, toen hij soldaat werd in het Amerikaanse leger en hij de sensatie onderging van het gemeenschappelijke handelen, het marcheren, de veldoefeningen, de kameraadschap. Tot hij merkte dat zijn kameraden op dezelfde manier met zwarte mensen omgingen als de nazi's met de joodse. Toen was het witte Amerikaanse chauvinisme voor hem even suspect als elke andere ideologie. Tenslotte, na de oorlog, moest hij inzien dat ook zijn laatste hoop, de Verenigde Staten van Europa, tussen de machtsblokken werd vermalen. De gemeenschap van de Europese intelligentsia was verdeeld en uiteengeslagen, de Koude Oorlog maakte in zijn ogen een intellectuele integriteit onmogelijk. Op 21 mei 1949 pleegt hij in Cannes zelfmoord.