[Lezen is spijbelen]
Vervolg van pagina 15
gelijk, lijkt het wel, en ik denk dat dat soms ook wel zo is. Wat ik nu noem klinkt allemaal heel pedant: Gardner, On Moral Fiction (gaat over het schrijven, heel gezellig over vertaalproblemen, een soort vaderfiguur op papier); Pagels, The Cosmic Code; Foucault, The Archeology of Knowledge; J. Derrida, Oppositions (een soort interview, waarin hij zijn standpunten uiteenzet. Geen touw aan vast te knopen). Graham Swift (een belangrijke, jonge schrijver), Waterland.’ Bij Martin Ros geen boeken naast het bed. ‘Ik plof in bed altijd meteen in slaap of verval in het hele erge.’ Bij Romijn Meijer, die wél in bed leest, liggen zes boeken die met jazz te maken hebben naast het bed. Verder: Jean Rhys, Letters, Shosha van I.B. Singer, The Collected Prose van Elizabeth Bishop, Geslacht en Karakter van Otto Weiniger, De Visionair van H.J. de Roy van Zuydewijn, Discretions van Mary de Rachewiltsz en het Gerrit Komrij-nummer van Maatstaf. Ook bij Ed Leeflang een lange lijst, ‘maar bij m'n bed is nogal wat plankruimte’. De Spiegel van de Duitse poëzie is erbij, Seven Japanese Tales, van Tanizaki; Prisma Compendium: Middeleeuwse geschiedenis der Nederlanden; en gedichten van Leonard Nolens, Vertigo.
Niet om ermee in te slapen, maar voor bij het ontwaken heeft Renate Dorrestein de sprookjes van Andersen bij het bed liggen. Daar liggen ook: The Craft of Fiction van John Gardner, The Alexandria Quartet van Lawrence Durell, Spoorloos van Fleur Bourgonje en (‘eindelijk’) Under the Volcano van Malcolm Lowry. Drie boeken naast het bed van Angèle Manteau: Saul Bellow, Him with His Foot in His Mouth and Other Stories (‘Bellow blijft me intrigeren, vooral om zijn techniek’); The Penguin Book of American Short Stories; Annie van den Oever, De broer van God: ‘Eindelijk een roman uit de nieuwste oogst die me weet te boeien.’
De boeken die Hofland leest ‘gaan altijd overal mee naar toe, in een schoudertas. Nu lees ik: Max Hastings, een boek over de invasie. Ik heb een index gemaakt van alle passages waarin hij zijn slecht verhulde bewondering voor de Duitse discipline, de Duitse tanks, verraadt.’ Ook bezig in J. de Kadt, Het fascisme en de nieuwe vrijheid. ‘Nog steeds prachtig.’
Willem van Toorn leest de brieven van Tsjechov, ‘net uit Engeland meegenomen’. Koos van Zomeren houdt het bij; Eros en de eenzame man, van Louis Paul Boon.
Van der Heijden noemt drie boeken over componisten (Puccini, Mozart en Wagner); Vestdijks De koperen tuin; Hermans' De liefde tussen mens en kat; Gogol, Avonden op een dorp bij Dikanka; Genet, Querelle de Brest; Irving Stone, Sailor on Horseback. ‘Allemaal gewogen, beroken, begonnen, maar nog niet uitgelezen. Het ziet ernaar uit dat ik zelf een boek aan het schrijven ben.’
■