De kaas is wel degelijk een symbool
Hulpmiddelen bij het literatuuronderwijs
Memoreeks: analyse en samenvatting van literaire werken Redactie: Sjaak Hubregtse en Jan Heerze Uitgever: Van Walraven, ± 40 p., f 4,75 per deel
Ruoi van der Paardt
Toen in 1976 de Wetenschappelijke Uitgeverij (inmiddels opgegaan in De Arbeiderspers) begon met de uitgave van de serie Synthese, monografieën over hoogtepunten in de moderne Nederlandse letterkunde, was dat een bewijs, dat men van uitgeverskant de veranderingen die zich in het literatuuronderwijs hadden voorgedaan had onderkend. Tot ver in de jaren zestig immers werd de literaire kennis van leerlingen en studenten getoetst door hen naar ‘de korte inhoud’ van door hen gelezen boekwerken te vragen. Niet zelden hadden de getoetsten niet veel meer gelezen dan uittreksels van een stapeltje romans (daar ging het meestal om) en die hadden ze dan van ijveriger medeleerlingen of soms ook uit een boek, dat tientallen meesterwerkjes beknopt weergaf. Ze hadden trouwens genoeg te doen, die leerlingen, want literatuuronderwijs betekende vooral literatuurgeschiedenis: perioden, stromingen, jaartallen van schrijvers, honderden titels. De leraar ‘Knuvelderde’ maar door, en de leerling moest zijn feiten kennen. Wie het niet heeft meegemaakt, leze Ivoren Wachters: in de figuur van Schotel de Bie heeft Simon Vestdijk het portret van de Neerlandicus oude stijl voor altijd vastgelegd.
In de jaren zeventig veranderde dit totaal. In plaats van de globale schets van een auteur en zijn werk te geven, stelden de docenten één bundel gedichten of één verhaal, desnoods één roman een jaar lang centraal: structurele analyse was het nieuwe wachtwoord. De tot leraar geworden studenten uit deze jaren troffen op de scholen een vorm van literatuuronderwijs aan die hun archaïsch moest voorkomen. Zij wilden liever één boek grondig laten lezen dan twintig nauwelijks of niet en gaven dus scripties op over dat éne werk. De hulpmiddelen ontbraken echter en in de meeste gevallen kon de docent ook niet verder helpen, want ook hij had maar één boek grondig gelezen. De serie Synthese nu voldeed precies aan de gevoelde behoefte aan diepergaande studies over één enkel werk of samenhangende reeks van werken.
Aanvankelijk waren de Synthesedeeltjes tamelijk beknopt, eenvoudig en goed betaalbaar. Maar na een paar jaar werden de boekjes dikker, ambitieuzer en duurder; ik vermoed dat de serie sinds 1980 buiten het bereik van de middelbare scholier is gevallen en nu vooral lezers vindt bij doctoraal-studenten en leraren. Vergelijkbaar met Synthese-nieuwe-stijl is de Phoenix-reeks, waarvan bij uitgeverij Huis aan de 3 Grachten de eerste nummers enkele maanden geleden verschenen zijn, voor specialisten zeer leerzaam, voor beginnende lezers nogal pittig, is mijn indruk.
De nu bij Walva-boek/Walraven (geen onbekende als uitgever van schoolboeken) gestarte Memo-reeks richt zich duidelijk primair op de eindexamenkandidaat/student: de boekjes zijn beknopt, ook voor niet-specialisten begrijpelijk en werkelijk spotgoedkoop, nog geen vijf gulden. De opzet van de reeks, waarin tot nu toe dertien romans uit deze eeuw zijn behandeld, is glashelder: elk deeltje bevat enkele bio- en bibliografische gegevens over de auteur; een ruime samenvatting van het boek in kwestie; een analyse van diverse aspecten ervan, zoals perspectief, ruimte, tijd, personages, motieven/thema('s); een kort overzicht van de ontvangst in de kritiek; opgave van verdere literatuur. Kenmerkend voor de veranderingen die zich de laatste jaren in de literatuurbenadering hebben voorgedaan is het feit dat, waar dat ter zake is, wordt ingegaan op de relatie fictie-realiteit, bijvoorbeeld de (auto)biografische achtergronden van het werk (dat zou een dogmatische structuuranalyticus verwerpelijk hebben gevonden). Wie al deze zaken in zo'n veertig bladzijden kwijt kan, moet hoofd- en bijzaken van elkaar kunnen onderscheiden en nogal eens opteren voor één bepaalde invalshoek. Sommige auteurs zijn daarin nauwelijks, andere veel beter geslaagd. Ik geef wat voorbeelden.
Willem Elsschot
W.F. Hermans
Simon Vestdijk
Jeroen Brouwers