Tijdschrift
Het lijkt erop, dat Bernt Luger het openingsartikel van Het Oog in 't Zeil nummer 3 (februari 1985) voornamelijk geschreven heeft uit persoonlijke rancune. De stof tot conflict vormt de nalatenschap van de Groningse schoolmeester Kornelis ter Laan. Daarin bevindt zich een onuitgegeven woordenboek over Multatuli, een bewonderenswaardig omvangrijk werk, dat alleen de toets der wetenschappelijke kritiek volgens Luger niet kan doorstaan. Het zou echter prachtig zijn als er in 1987 - honderd jaar na Douwes Dekkers dood - een uitvoerig commentaar op Multatuli's Verzameld Werk kon verschijnen op basis van Ter Laans kaartenbak. Immers veel van Multatuli's werk is zonder uitleg van de verwijzingen naar politieke kwesties uit de vorige eeuw nu niet goed meer te begrijpen. Hans van den Bergh vroeg voor zo'n Multatuli-encyclopedie subsidie aan bij het Prins Bernhard Fonds, die hij ondanks een negatief advies van Luger en Grootes kreeg. Lugers karakterisering van de methode die Van den Bergh wil volgen om Ter Xaans gegevens daartoe op hun juistheid te controleren, aan te vullen en te actualiseren liegt er niet om. Hij noemt Van den Berghs aanpak ‘kool en geit sparen, vlees noch vis, een doodlopende weg en een doodgeboren kind’. Inmiddels is er al een jaar door twee mensen aan de Multatuli-encyclopedie gewerkt en we zullen tot het Multatulijaar 1987 moeten wachten om erachter te kunnen komen of Lugers kritiek op dit project gerechtvaardigd is. Boris Rous seeuw analyseert in hetzelfde nummer de recensies die Jeroen Brouwers rond 1970 schreef in zijn rubriek ‘Literair journaal’ op de cultuurpagina van De Nieuwe Gazet. Brouwers kritiseerde in zijn artikelen onder meer Walter van den Broeck en verklaarde zich solidair met Roger van de Velde en Dirk de Witte, die beiden in 1970 overleden. Hij protesteerde tegen de inbeslagneming van Jef Geeraerts' Gangreen I en tegen
de arrestatie van Adriaan Venema in Antwerpen en voerde een kleine polemiek met de ‘Langste Teen der Nederlandse letteren’, Hubert Lampo. Opvallend afwezig in zijn beschouwingen van die tijd zijn de Vlaamse schrijvers Boon, Gilliams, Elsschot en Claus. Brouwers zelf noemt zijn stukken in het ‘Literair journaal’ ‘prullaria en jeugdzonden’ en ziet absoluut geen heil in een heruitgave. ‘Ik kan mij niet voorstellen dat mijn toenmalige rubriek “Literair journaal” thans nog leesbaar zou zijn. Ik schreef die stukken met de losse pols en veelal met weerzin en walging. Ik herinner mij niet één van die stukken en ik heb ze zelf niet bewaard,’ schrijft hij als antwoord op de vraag naar herpublikatie. Toch heeft Rousseeuw een bibliografie van de verspreide krantestukken van Brouwers van 1969 tot 1971 in Het Oog in 't Zeil opgenomen voor degene die zich er ondanks deze negatieve aanbeveling nog in wil verdiepen. De ‘literaire salon’ is in de belangstelling: in het winternummer van Lust en gratie kwam een New Yorkse salon aan de orde. Marie-Sophie Nathusius en Ruth Wolf beschrijven in Het oog de Weense literaire salon van Rahel Varnhagen-Levin, waar aan het begin van de vorige eeuw onder anderen de dichters Heine, Tieck en Brentano te gast waren. In zijn rubriek ‘Gerezen wit’ herdenkt Reinold Kuipers de onlangs gestorven Dordtse tekenaar Otto Dicke.
In De Revisor (1985/1)staat een prachtig verhaal van Nathalia Ginzburg: ‘Mijn echtgenoot’. Hare Krishna-dichter Hendrik van Teylingen publiceert nu voor het eerst een verhaal. De tamelijk eenvoudige operatie bij hij beschrijft, ervaart hij als een sterfbed. Bij het proza van André Schuiteman kan de Revisor-lezer zijn analysevermogen testen, want daar staan een achttiental ‘tekst-immanente’ vragen bij met de normering. Alleen ontbreekt, ook als je de pagina met het kruiswoordraadsel ondersteboven houdt, de juiste oplossing. In de lezing ‘Lucretia, 2000 jaar verkrachting - zelfmoord - revolutie’ onderzoekt P.H. Schrijvers de interpretaties van het verhaal van Livius. Lucretia werd door koningszoon Sextus Tarquinius verkracht en pleegde daarna zelfmoord. Brutus gebruikte haar dood als aanleiding tot de revolutie. Ovidius geeft al een enigszins afwijkende versie van dit oorspronkelijke verhaal. De Romeinen vonden Lucretia's zelfmoord een prijzenswaardige daad, de christenen keurden de zelfdoding af. Augustinus suggereert zelfs dat Lucretia zich waarschijnlijk wel schuldig moet hebben gevoeld aan het uitlokken van de verkrachting. De versie van Dante zit er een beetje tussenin. Zelfmoordenaars komen in de Divina Commedia in het diepst van de hel, maar klassieke zelfdoders als Lucretia en Cato worden in het voorgeborchte, een soort wachtkamer van de hemel geplaatst. De bewerkingen van Shakespeare, Cats en Hooft en twee twintigsteeeuwse toneelversies neemt Schrijvers ook nog onder de loep. Het is vooral een historisch overzicht geworden; de confrontatie met moderne studies over verkrachting zoals Against our will en Rape, blijft halverwege zijn betoog steken.
Het aardigste artikel in het jubileumnummer van Katijf (nummer 25, februari 1985) gaat ook over interpretatie van mytische vrouwen. Jet Bussemaker zet een zogenaamde ‘dominante patriarchale’ en een ‘geherinterpreteerde feministische versie’ van het verhaal van koningsdochter Atalanta naast elkaar. Behalve Atalanta zijn nog heel wat vrouwen uit de klassieke oudheid door de vrouwenbeweging geannexeerd, zoals Xantippe, Artemis, Sappho, Gaia en Nemesis om de stereotype vrouwbeelden heks, hoer en heilige te ontkrachten. Dat Xantippe doorgaat voor een bedillerige en kijfzieke vrouw is juist mooi. De namen van de ‘voorbeeldvrouwen’ worden gebruikt als een soort geuzennaam. Dat is ook zo bij de naam van het tijdschrift: ‘Katijf is een oud-Nederlands woord met veel betekenissen. Eén ervan luidt, lelijk van uiterlijk en/of karakter. Een ander, lelijk vrouwmens. En wanneer had een vrouw een lelijk karakter? Als ze niet onderdanig was, protesteerde, zelf haar mondje roerde. Katijf lijkt ons een prima naam.’ Zo werd het geformuleerd in het allereerste nummer van Katijf. In dit vijfentwintigste nummer blikt de redactie terug op de afgelopen vier jaargangen. Aanvankelijk was het blad een spreekbuis voor het feministisch-socialisme, nu is het blad voor de hele vrouwenbeweging. In een discussie over het emancipatiebeleid bleek onlangs dat Nederland van alle EG-landen de slechtste voorzieningen heeft voor kinderopvang; uitkeringen die de economische zelfstandigheid van vrouwen kunnen bevorderen, worden verminderd. Alle reden voor Katijf om niet al té relativerend te worden over haar politieke doelstellingen.
EVA COSSEE