Jan van Leyden
Der Zauberbaum is geen filosofisch essay. Tot welke genre het boek dan wel gerekend moet worden, is moeilijker te zeggen. Zelf noemt Sloterdijk het een ‘episch essay over de filosofie van de psychologie’. Die aanduiding riep bij mij onmiddellijk - en naar later zou blijken: niet ten onrechte - associaties op met het half-essayistische, haif-vertellende of in dialoogvorm geschreven werk van Verlichtingsauteurs als Diderot en Voltaire, enerzijds vermoedelijk omdat Sloterdijks cynismeboek in die traditie thuishoort, anderzijds omdat de ondertitel van het nieuwe boek te kennen geeft dat de geboorte van de psychoanalyse in het jaar 1785 valt. Een historische roman is het boek volgens de ‘Aankondiging’ echter in geen geval, ‘het gaat om het heden, het zuivere heden en niets dan het heden’, en wel omdat het boek een ‘expeditie is naar een niet-voorbij verleden’ dat in ‘de tegenwoordige verhoudingen is ingebrand’.
De held van de geschiedenis heeft met de auteur een verrassend Nederlands klinkende naam gemeen: Jan van Leyden. Sloterdijk introduceert hem als het jongere broertje van Freud, zij het dat Van Leyden in tegenstelling tot Freud wetenschappelijk maar weinig te betekenen heeft. Hij was niet het type van de indrukwekkende studeerkamergeleerde maar meer dat van de vagebonderende student, iemand die door ‘de ironische combinatie van de onwaarschijnlijkste omstandigheden’ aan het denken werd gezet. Hij wilde eenvoudigweg begrijpen wat hem óverkwam, en die wil heeft hem zonder daarop uit te zijn tot grondlegger van de dieptepsychologie gemaakt. In vakkringen, zegt Sloterdijk, is Van Leyden tot nu toe hoogstens als kleurrijke figuur van de tweede garnituur beschouwd, zelfs in de meeste excellente verhandelingen over de geschiedenis van de psychologie figureert hij op zijn gunstigst in een bijzin. Ten onrechte dus.
Franz Anton Mesmer
De in de staatsbibliotheek van München bewaarde en pas recent ontdekte documenten dwingen tot een revisie van Van Leydens rol. Toch zouden die documenten - een paar dagboekaantekeningen, brieven en ontwerpen van traktaten - zo'n revisie niet werkelijk interessant hebben gemaakt als Sloterdijk niet tevens de ‘grote’ historische gebeurtenissen zou hebben gereconstrueerd waar die documenten betrekking op hebben. De ontdekking van het onbewuste speelt zich namelijk af aan de vooravond van de Franse revolutie, Van Leyden is getuige geweest van het optimisme dat de ‘redelijkste’ representanten van de Verlichting uitstraalden, maar ook van de bloedbaden die in naam van die rede zijn aangericht. Het is de verhouding tussen die sociale context en Van Leydens zelfreflectie die Sloterdijk met groot speculatief talent onder woorden brengt en die het belang van zijn boek uitmaakt.
Een tweetal brieven van Van Leyden alsmede het ontwerp van diens belangrijkste traktaat heeft Sloterdijk letterlijk in Der Zauberbaum opgenomen. Omdat er voor het overige zeer weinig van Van Leyden bekend is (in het eerste hoofdstuk geeft Sloterdijk wat dat betreft een vrijwel volledige voorstelling van zaken, zodat iedereen kan zien wat hij ‘erbij’ verzint), moet de schrijver met het probleem hebben gezeten hoe hij de context van die documenten moest organiseren om die laatste ook werkelijk als het resultaat van reflectie leesbaar te maken. Sloterdijk heeft dat probleem voortreffelijk opgelost; voor hem waren die documenten het uitgangspunt, voor de lezer lijken het telkenmale ter plekke uitgevoerde denkexperimenten in het kader van een vreemde, tamelijk bizarre geschiedenis.
De centrale stelling van het cynismeboek luidt dat het er niet op aan komt een leer te ontwikkelen als morele leidraad voor anderen, zoals de ‘grote’ denkers tot nu toe altijd meenden; Sloterdijk pacteert met de ‘kleine’ denkers, de figuren die hun leer belichamen in plaats van hem systematiserend een algemene geldigheid toe te schrijven. Met die anti-idealistische gedachte als uitgangspunt trekt hij een discontinue lijn die alle in die zin negatieve denkers - van Diogenes tot Adorno - met elkaar verbindt. In Der Zauberbaum doet hij iets vergelijkbaars, maar dan in omgekeerde richting: hij laat zien hoe een leer - en natuurlijk weer een negatieve, kynische leer, namelijk de psychoanalyse - samenhangt met een leven.
De Puységur