De kat als katalysator
Vervolg van pagina 7
‘De intelligentste kat die ik ooit mijn eigendom heb mogen noemen, deed spontaan het volgende. Hij ging voor de schrijfmachine zitten en legde een poot op een toets. Daardoor kwam een hamertje omhoog, wat hij fijn vond. Dan probeerde hij het hamertje te pakken, en, te dien einde, liet hij de toets los. Mis. Het hamertje zakte natuurlijk ogenblikelijk weer weg. Na langdurig staren en misschien diep nadenken, probeerde hij het opnieuw. Weer vergeefs. Die kat kon daar van tijd tot tijd wel een half uur mee bezig blijven. Hoe diep hij ook nadacht, het verband tussen het loslaten van de toets en de verdwijning van het hamertje heeft hij nooit kunnen doorgronden. Ik was dol op dit dier en had veel medelijden met hem. Dat het hamertje omhoog kwam als hij de toets indrukte, wist hij. Dat het hamertje verdween als hij de toets losliet, ging zijn begrip te boven.’
W.F. Hermans heeft misschien geen verstand van katten, maar gevoel voor katten heeft hij wel.
■
1. | Willem Frederik Hermans, De kat Kilo. In: Moedwil en misverstand. Novellen. Amsterdam, De Bezige Bij, 1948 |
2. | Roger Tabor, The Wildlife of the Domestic Cat. London, Arrow Books, 1983 |
3. | Marja Roscam Abbing, Heilig verklaarde fopspenen. Opgenomen in: Scheppend nihilisme. Interviews met Willem Frederik Hermans. Amsterdam, 1979 |
4. | De Poezenkrant nummer 5, 10 juni 1974. Uitg. P. Schreuders, Amsterdam |
5. | Rudy Kousbroek, Wat moet ik zeggen en Hoe zeg ik het in het Kats.
Derde druk. Amsterdam, De Harmonie, 1984 |
6. | Willem Frederik Hermans, Het behouden huis. Novelle. Amsterdam, De Bezige Bij, 1952 |