Verscheurd
In 1950 schrijft Pasolini in een brief aan een vriendin: ‘Wat er te lijden was heb ik geleden, ik heb nooit mijn zonde geaccepteerd, ik ben nooit in overeenstemming gekomen met mijn natuur en ik ben er ook nooit aan gewend geraakt. Ik was geboren om sereen te zijn, evenwichtig, natuurlijk. Mijn homoseksualiteit was te veel, stond buiten mij, ik heb het nooit gevoeld als iets in mij.’ En in 1975, tijdens de montage van Salò, noteert Pasolini: ‘Ik haat dit lichaam en dit geslachtsorgaan en daarmee bedoel ik de lichamen en geslachtsorganen van de nieuwe generatie in Italië.’ Zo zag hij zijn lot: hij werd verscheurd, uiteengereten. Hij brengt wel een breder verband aan tussen zijn eigen lelijkheid en dat van de samenleving, maar hij verliest niet uit het oog dat hij zelf de bron is van het ongeluk dat hij ervaart.
De bundel Tegenlicht op Pasolini bevat uitsluitend stukken à la dat van Marty van Kerkhof. De eeuwige cruiser wordt Pasolini in deze bundel genoemd. De schrijvers van Tegenlicht roepen je op elke pagina toe: Hij is van ons, Hij is de God van de moderne kruisvaarders, die 's nachts het gevaarlijke gebied van de stadsparken en buitenwijken betreden en de erkende vijanden zijn van de ‘geruststellend moderne jonge homoseksueel met snor en diplomatenkoffer, zonder complex of aanstellerigheid, koud maar beleefd, die in de reclame zit of in een warenhuis werkt, vijand van buitensporigheid, die de erkende machten respecteert en prijs stelt op beschaving en verlicht liberalisme’.
De schrijvers van Tegenlicht gebruiken Pasolini om hun leefwijze te legimiteren met een romantische, neo-marxistische theorie over het leven in de nacht en rond de pisbak. De zeven bijdragen dringen niet echt door in de complexe geest van de vernietigend over zichzelf en de gay-scene oordelende homo. Het verst gaat wel Stephan Sanders, die zijn bijdrage afsluit met een eigenhandig geschreven gedicht, dat eindigt met: ‘Pier Paolo Pasolini/ de jongens van de nacht/ verdedigen dat land/ de donkerte blijft ons.’
Het beklemmende van Pasolini's positie was dat hij afhankelijk was van het lijden. Hij leed onder de geheimen van zijn liefde, maar ze vormden zijn bestaansrecht, verschaften hem de spanning om te leven en te werken. Zo luidt althans mijn uitleg. Hij hing met zijn hele gewicht aan een touw dat als een strop om zijn hals lag, een verstikkende positie die de dood in zich draagt. Maar dit beeld lijkt iets te verduidelijken waar niets helder is. Ik beken: in tegenstelling tot de schrijvers van Tegenlicht weet ik het niet.
■