Vrij Nederland. Boekenbijlage 1985
(1985)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
De roos in de kermistent door Eugenio Montale Uitgever: Kwadraat, 224 p., f 34,50
| |
LiguriëIn de Ossi di Seppia ligt het accent voornamelijk op de noodzaak, op de wetmatigheden van het leven. Het wonder, de bevrijding, is altijd ‘verderop’: ‘de mooiste uren liggen achter het muurtje’; het muurtje van een moestuin, waarvan meteen in het eerste gedicht van de bundel, In limine (Op de drempel) al gezegd wordt dat het ‘geen moestuin was, maar een reliquiarium’. De natuur, en met name het landschap van Ligurië, waar Montale in 1896 wordt geboren en waar hij tot zijn dertigste jaar blijft wonen, speelt in de Ossi di Seppia een zeer belangrijke rol, ook in de figuurlijke zin des woords: de dorre droogte en de alles verzengende hitte symboliseren de onbeweeglijkheid en de troosteloosheid van het leven, waarin slechts sporadisch even verandering wordt aangebracht door het ‘reddende fantasma’, door kortstondige flitsen van ware essentie. ‘Mijn motieven’, zegt de dichter, ‘zijn eenvoudig, en wel: het landschap (soms als hallucinatie, maar dikwijl naturalistisch: het Ligurische landschap, dat heel universeel is); de liefde, in de vorm van fantasma's die in de verschillende gedichten optreden en de bekende “intermittence du coeur” veroorzaken (term van Proust die ik niet gebruik) en de ontsnapping, de vlucht uit de keten van wetmatigheden, het - laten we zeggen - niet religieuze wonder.’ In de Ossi di Seppia zijn deze momenten echter nog zeer schaars en manifesteren ze zich meer als verwachting dan als aanwezigheid: ‘In deze stilten, waarin alle dingen zich overgeven en
bereid lijken
hun uiterste geheim te openbaren,
verwacht je soms wel eens
een fout van de Natuur op 't spoor te komen,
het dode punt der wereld, de schakel die niet houdt,
de te ontwarren knoop die ons uiteindelijk
in 't hart zal voeren van een waarheid.’
(De citroenen)
Maar helaas: ‘Wij zullen verder gaan zonder één steen
in de grote muur verwrikt te hebben;
misschien staat alles vast, is alles geschreven
en zullen we onderweg niet zien verschijnen
de vrijheid, het mirakel,
het feit dat niet was voorbeschikt.
(Chrysalis)
De fout van de Natuur, de schakel die niet houdt, voeren niet alleen naar de essentie van het leven, maar ook naar de momenten van ware poëzie: ‘Wanneer alle schakels houden, wanneer alles in hokjes is geordend,’ zegt de dichter, ‘dan zijn er lege eeuwen, zonder poëzie.’ Tegenover de hokjesgeest van de meelopers, die deelnemen aan ‘een collectieve schreeuw,’ stelt Montale het isolement van de kunstenaar, dat niets van doen heeft met de. Verlichte Geest in zijn Ivoren Toren, maar alles met het geloof in de mens als individu. Tegenover de nostalgie van sommige van zijn tijdgenoten plaatst hij de kritische ontleding van de werkelijkheid, het ‘kijken naar de vormen/ van het leven dat verbrokkelt;’ het ‘zoeken naar het kwaad/ dat de wereld aanvreet,’ een houding die wel is omschreven als ‘actief pessimisme.’ | |
FantasmaIn 1927 verhuist Montala van Genua naar Florence, waar hij eerst een jaar bij de uitgever Bemporad werkt om vervolgens, in 1928, benoemd te worden tot directeur van | |
[pagina 4]
| |
het Gabinetto Vieusseux, een belangrijke bibliotheek. In deze en de volgende jaren ontstaan Le Occasioni (De gelegenheden) die in 1939 gepubliceerd worden, en ten opzichte van de Ossi di Seppia enkele belangrijke verschillen vertonen, zowel op inhoudelijk als op vormtechnisch gebied. Wat de thematiek betreft verdwijnt het ligurische landschap en daarmee de sfeer van kale, barre droogte en ongenaakbare natuur. En hoewel de grondtoon pessimistisch blijft, zijn toch de momenten waarop het fantasma zich vertoont, waarop de ‘wonderen’ (oftewel de ‘gelegenheden’) zich voordoen, talrijker: ‘Ik tast rond in het duister,
maar ik kan weer zien: jouw schaarse gebaren keren
terug en je gezicht dat weer verheldert aan het venster,-’
(Punta del Mesco, 1933)
Het venster, dat ruimte en openheid suggereert, is belangrijk en treedt als thema meteen naar voren in het eerste gedicht uit de bundel, Il Balcone, dat beschouwd kan worden als een soort voorwoord en zodoende een tegenpool vormt van In limine uit de Ossi di Seppia. Het reliquiarium met zijn dorre takken en zijn hoge muren, bedekt met scherpe stukken glas, maakt plaats voor een balkon; en ofschoon het raam van dat balkon in duisternis blijft gehuld, wordt toch de mogelijkheid geopend een glimp op te vangen van ‘het leven dat lichtpuntjes geeft’. Deze lichtpuntjes zijn niet alleen talrijker dan in de Ossi di Seppia, de vorm waarin ze zijn gegoten is ook veel concreter. Net als de ‘intermittence’ van Proust en de ‘epifanieën’ van Joyce, zijn het ‘tekens’, vaak teweeggebracht door willekeurige dingen, die plotseling en slechts zeer kortstondig een diepe betekenis onthullen: een ‘wit ivoren muisje’, een ‘ruwe vleugel’, een ‘fluittoon in het duister’, een ‘wenk’, een ‘bliksemschicht’, en soms een dier: ‘(in Modena, onder de portici
trok een gegalonneerde bediende
twee jakhalzen mee aan een riem)’
(Mottetti)
Naar aanleiding van deze regels uit het zesde Motet, waar het vluchtige karakter van de ‘openbaringen’ door de haakjes ook grafisch wordt uitgebeeld, zegt Montale: ‘Een dergelijk voorval herhaalde zich vaak; er verschenen geen jakhalzen meer, maar andere vreemde dingen uit de Boîte à surprise van het leven: poedels, apen, een uit op een stokje, troubadours... En steeds werd het diepste van de wond door balsem gelenigd.’ Toch zijn ook deze momenten meestal voorbehouden aan de ander (‘Het leven dat lichtpuntjes geeft/ is dat wat slechts jij ontwaart’), de aangesprokene, die in Le occasioni vaak wordt vereenzelvigd met een vrouw, of ze nu Dora Markus, Gerti, Liuba of de vossin wordt genoemd. Maar vooral de mythe van Clytia - zij die, verliefd op Apollo, verandert in een zonnebloem en daarom de hunkering naar licht symboliseert - speelt in deze gedichten, en met name in de Mottetti, een belangrijke rol. Wat de vorm betreft zijn Le occasioni minder expliciet, minder discursief dan de Ossi di Seppia. Men spreekt wel van een ‘reeks objecten’, een ‘lijst van dingen’, die hun sterke geladenheid danken aan het feit dat ze als het ware zelf tekst én context zijn. ‘De poëzie van Montale’, zegt Edoardo Sanguineti, ‘lijkt altijd geschreven te zijn in de marge van een strofe, die vervolgens door de dichter, hoe dan ook, achterwege is gelaten.’ En Montale zelf karakteriseert de gedichten uit zijn tweede bundel als ‘een vrucht die haar motieven in zich draagt in plaats van deze te onthullen’. Enkele van de laatste gedichten uit Le occasioni, waar de meer vertellende vorm weer terugkeert, zijn door hun verdwijningen naar de dreigende oorlog als overgang te beschouwen naar de derde bundel, La bufera e altro (De storm en nog meer). In Dora Markus II uit 1939 moet de ‘wrede trouw’ die ‘giftig druipt’ en Dora, een joodse vrouw, haar ‘stem’ en haar ‘legende’ tracht te ontnemen, in verband worden gebracht met het nazisme, zoals Montale zelf beaamt in een brief aan een criticus. En in de Notizie dall'Amiata preludeert het motief van de dood als enige vorm van leven, op een van de centrale thema's uit La bufera: ‘het lange gesprek met de arme doden, de as, de wind,
de wind die talmt, de dood, de dood die leeft!’
Ook Clytia verandert en wordt dikwijls omgeven door
ijskoude nevel of hard metaal, om uitdrukking te geven
aan het uiterste verzet tegen de dodelijke waanzin die
woedt op het schaakbord van de wereld:
‘Nu weet ik wat je wilt; de noodklok van Florence
laat zijn doffe slagen horen en verschrikt
de stukken van ivoor in een onwezenlijk
sneeuwlicht. Maar slechts hij houdt stand,
slechts hij wordt beloond voor zijn eenzame wake,
die mèt jou tegenover de brandspiegel
die de pionnen verblindt
jouw ogen van staal stellen kan.’
(Nieuwe Stanza's)
In 1938, een jaar voordat Le occasioni verschijnen, raakt Montale zijn baan kwijt bij het Gabinetto Viesseux vanwege zijn antifascistische houding. Vanaf dat moment is hij gedwongen vertaalwerk te doen en zijn medewerking te verlenen aan tijdschriften en kranten, en in 1948 verhuist hij naar Milaan waar hij redacteur wordt van de ‘Corriera delta sera’. In deze krant verschijnen de uiterst poëtische, autobiografische impressies die later worden gepubliceerd onder de titel Farfalla di Dinard (De vlinder van Dinard, in het Nederlands vertaald door Jenny Tuin), alsmede vele artikelen over muziek, literatuur en cultuur in het algemeen, die nu deels te vinden zijn in de bundels Auto da Fé en Nel nostro tempo. Vooral het schitterende proza van dit laatste boekje, dat zeer terecht in zijn geheel is opgenomen in de Nederlandse bloemlezing, bezit door de uiterst compacte en pregnante vorm een grote zeggingskracht. Centraal staat ook hier weer de waardigheid van het individu en het daarmee samenhangende isolement, zowel dat van de mens tegenover de mechanisering en de eruit voortvloeiende ontmenselijking van de maatschappij, als dat van de dichter tegenover de verloedering van de kunst als consumptie-artikel. De ontmenselijking van de maatschappij in ideologische zin staat daarentegen centraal in de reeks gedichten die in 1943 onder de titel Finisterre clandestien gepubliceerd worden in Lugano vanwege de fascistische censuur, en later de eerste serie vormen van de bundel La bufera e altro, die in 1956 verschijnt, In veel van de gedichten uit deze bundel speelt de oorlog een rol, zoals blijkt uit titels als De Hitleriaanse lente, De droom van de gevangene en De storm (in figuurlijke zin). Toch wijst Montale erop dat met ‘de storm’ niet alleen de concrete oorlog van het moment wordt bedoeld, maar ook de ‘kosmische oorlog, van altijd en van iedereen... een bijna permanente toestand waarin duistere krachten samenzweren tegen ons -, simpel gezegd de kracht van het kwaad’, die niemand ontzien en ‘weet dat twee levens er niet toe doen’.
vervolg op pagina 12 |
|