Ideale ideeënbundel
Ten Braven
Gelukkig maar dat Brinkman niets over deze rubriek te zeggen heeft; nu kan ik tenminste onbekommerd vaststellen dat de Salamanderreeks een mirakel is. Daarin is nu net de volledige eerste bundel Ideeën van Multatuli verschenen, ook nog gevolgd door negen pagina's nawoord van Oversteegen (waarover straks meer) en dat hele kloeke boekdeel van 400 pagina's kost de begerige lezer maar f 13,75, ofte wel ruim drie cent per multatuliaans denkbeeld (dit vond M. eigenlijk een beter, tekenender woord dan ‘idee’ - zie Idee 11).
Dekker zou er waarschijnlijk zelf iets wrangs over hebben opgemerkt in deze trant: ‘De boekenkopers van 1985 kunnen zich de bittere vruchten van tien maanden lijden aanschaffen voor nog niet de helft van het bedrag dat zij neerleggen voor een flesje cognac om hun lectuur te verzoeten.’ En zo is het. Bovendien blijkt nu dat deze ideeën langer dan een eeuw meegaan, wat niet gezegd kan worden van een modern genotmiddel als het elektronische spelletje, dat al op weg naar huis kapot begint te gaan.
Het is een van de verdiensten van Oversteegens uitleidinkje dat hij op die blijvende geldigheid van tal van Ideeën uit 1862 wijst. Voor het overige moet men in de artikelen van de Utrechtse literatuurwetenschapper altijd wat grappen voor lief nemen die de subtiliteit van een rinoceros vertonen. Hij heeft patent op een soort studentenhumor die op elke bladzij lijkt uit te schreeuwen: kijk eens hoe los en ongedwongen ik hier formuleer.
Bovendien trapt O. een paar keer in een ver onder zijn niveau liggende valkuil door zonder voorbehoud Multatuli's werk parallel te schakelen aan het leven van Douwes Dekker. Zo kan hij de volgende banale, krukkig gestelde en zinloze uitweiding blijkbaar niet onderdrukken, nadat hij erop heeft gewezen dat Multatuli's schrijverschap ‘in snelle beweging’ is: ‘...evenzeer als zijn dagelijkse bestaan met in 1861 Sietske, in 1862 Mimi’. 't Is waar, maar raar.
Even verderop wordt zelfs met zoveel woorden geconcludeerd dat Multatuli in al zijn geschriften ‘alle afschuttingen tingen tussen (...) schrijven en leven’ gaat slechten. Een even triviale als langzamerhand aangevreten stelling, nu de laatste jaren zich juist een nieuwe visie ontwikkelt (Battus!), dat de lijdende Multatuli niet veel anders dan een boeiend romanpersonage was van de gezellig erop los levende Douwes Dekker. Ik geef die recente opvatting nu maar even met de mij eigen simpelheid weer.
Toch is het staartje van deze Salamander niet onaardig, al was het maar om de dappere Oversteegse pogingen zoiets als een grondthema aan te wijzen in de bizarre warreling van verhaaltjes, doorgeprikte kalenderspreuken en micro-essays over taal, godsdienst, literatuur en maatschappij; dat alles natuurlijk nog doorschoten met gepeperde verwensingen aan het publiek dat zijn boeken mooi bleef vinden, maar niets aan ‘de zaak’ verhielp. Oversteegen zoekt die samenhang in Multatuli's neiging in de Natuur (met een hóófdletter) te blijven zoeken naar de waarheid. Die Natuur, ja - daar hééft Dekker inderdaad wat mee; toch zijn de verklaringen in het Nawoord me niet specifiek genoeg op dat punt. Wie de Ideeën aandachtig leest zal merken dat de Natuur voor de schrijver nog heel wat meer betekent dan zomaar een Fundgrube voor de waarheid. We kunnen daartoe het beste in de Volledige Werken even een deeltje terugbladeren en Dekkers eerste publikatie (in De Dageraad), het zogenaamde verhaal van Lijstermannetje, er nog eens op nakijken. In 1859 belijdt Multatuli daar - nog maar drie jaar verwijderd van de eerste bundel Ideeën - een vaag soort godsvertrouwen van kinderlijke, maar toch rechtzinnige signatuur, stammend uit de doopsgezinde sfeer waarin hij is opgevoed. In 1862 heeft Dekker, de ex-protestant, ex-katholiek en vrijmetselaar weliswaar die hele ballast afgeschud, maar zijn godsvoorstelling is dan vervangen door de ‘natuurnoodzakelijkheid’ - de volstrekt gedetermineerde Natuur - die ook Oversteegen aanwijst. Multatuli vindt nu, als een Wittgenstein ver avant la lettre, dat er over alles wat metafysica is (en wat hij buiten-issig noemt) maar beter niet gesproken of geschreven kan worden. Aan dat wat ‘is’, het fysische, de Natuur, hebben we onze handen al vol.
Maar fundamenteel voor Dekker in 1862 (en dat zal de volgende kwart eeuw niet veel meer veranderen) is het feit dat zijn religieuze gevoel in die paar jaar niet is weggesmolten; het heeft zich integendeel gehecht aan zijn veelomvattende Natuur-begrip, zodat alles wat in zijn ogen ‘natuurlijk’ is, een positieve, ethisch gekleurde lading krijgt. Wat natuurlijk is, is welgeschapen en wordt pas bedorven als wij het een korset aanrijgen (idee 137). Vrijwel alle 447 Ideeën van deze bundel kunnen we binnen deze dichotomie van natuur versus onnatuur een plaats aanwijzen bij de bokken of de schapen. Een hele samenhangende multatuliaanse ethiek kan daarop worden gegrondvest. ‘Goed’ is dan de vanzelf opkomende spontane ingeving; ‘slecht’ is de vastgelegde regel. Goed is het natuurlijke geweten van de mens die naar zichzelf luistert; slecht is de geldende moraal. Goed is de levende taaluiting (‘als ik doof was, zou ik niet kunnen schrijven’); slecht zijn de spellingwetten. En dus schrijven zij het beste die zich van literaire normen en conventies niets aantrekken. Op dat punt bewijst de bundel in al zijn ‘natuurlijke’ grilligheid het eigen gelijk.
Goed is voorts de geslachtelijke liefde en het genot als uiting van de natuurwet der aantrekkingskracht; slecht is de zedenleer, ook die uit het evangelie. Kinderen zijn aardig en ‘knap’, maar waar blijven ze (idee 74)? Volwassenen verworden tot kappellui en droogstoppels. Goed is ook de natuurlijke weetgierigheid; slecht is scholing en leerstelligheid. Goed is het dilettantisme en verwerpelijk het specialisme. Maar goed zijn vooral twijfel, skepsis en onzekerheid; slecht is iedere dogmatiek. Zo krijgt ook Idee 1 zijn natuurlijke plaats; anders dan in Oversteegens betoog.
Dit is dan de rudimentaire kern van mijn ideeën over de Ideeën, maar ik ben bereid voor groepen en verenigingen er een uitgebreide voordracht over te houden, tenminste bezuiden de lijn Alkmaar-Apeldoorn. Tegen billijke condities, op schriftelijke aanvraag.