Het monnikenwerk van de gebroeders Grimm
Een meter Duitse woorden
Deutsches Wörterbuch Reprint van de eerste editie die bij S. Hirzel verscheen tussen 1854-1960 en 1971 te Leipzig Uitgever: DTV. ca 35.000 p., 32 delen, f 1485, -
Boudewijn Büch
Nadat de directeur van het Brüder Grimm-Museum in Kassei mij door de uitstallingszalen had geleid, vroeg hij of ik belangstelling had voor het lexicografisch werk van Jacob (1785-1863) en Wilhelm (1786-1859) Grimm. Ik antwoordde dat deze twee broers door mij eigenlijk meer gewaardeerd werden als woordenboekenmakers dan als sprookjesschrijvers. De directeur was met mijn uitspraak duidelijk in zijn sas. Eindelijk was hij eens verlost van die rondhossende schare Hans-en-Grietje en Sneeuwwitjeliefhebbers. De directeur toonde mij stokoude fiches met aantekeningen van de broers, weidde honderduit over dat gigantische project waaraan Jacob en Wilhelm in 1838 zouden beginnen en zette mij oog in oog met wellicht het grootste woordenboek dat ooit op deze wereld werd samengesteld: Deutsches Wörterbuch. De broers begonnen eraan in 1838, de ‘Erste Lieferung, A - Allverein’ verscheen in 1852 en het laatste deel ‘Wilb - Ysop’ pas in 1960 (Het écht allerlaatste deel Quellenverzeichnis in 1971). Duitsland ging door alle mogelijke hellen, wereldoorlogen en literaire modes voordat het zijn eigen taalschat in vele, talloos vele, in leder gebonden banden kon bewonderen. 35.000 bladzijden, om precies te zijn. Toen de broers aan het woordenboek begonnen, waren zij bijna een halve eeuw tijdgenoot van Goethe (1749-1832) geweest. Toen het woordenboek in 1971 uiteindelijk voltooid was, maakte een inmiddels al lang verdeeld Duitsland zich op om Goethes tweehonderdvijfentwintigste geboortedag te vieren en was men reeds met een geheel nieuw bewerkte Grimm begonnen (vanaf 1963).
Ik breng op deze plaats Goethe niet ter sprake omdat zowel Grimm als Goethe mét een G beginnen maar vanwege de bewondering van de broers voor die Duitse Apollo; zij zouden Goethe in hun woordenboek beschouwen als de vader van het ‘moderne’ Duits en hem bijkans op iedere bladzijde opvoeren als bron. Om verder te zeuren: Hermann Grimm - Wilhelms oudste zoon, 1828-1901 - zou een van de voornaamste Goethe-geleerden van de vorige eeuw worden door de publikatie van zijn Vorlesungen über Goethe (1876). Dat is allemaal Grimm & Duitsland. Er is echter ook Jacob Grimm en Nederland. Tussen 1812 en 1815 correspondeerden Jacob Grimm en Willem Bilderdijk met elkaar, in het Frans, over woordkundige problemen. Bilderdijks in het Frans gestelde brieven zijn te vinden in zijn Brieven, derde deel (Amsterdam 1837). Bilderdijk deed ook aan lexicografie, al was het grotendeels in de vorm van romantisch natte-vinger werk. Maar ondertussen legde hij, op zijn manier, Jacob toch maar het verschil uit tussen ‘valsche’ en ‘Walsche’, ‘brance’ en ‘branche’ et cetera.
Jacob en Wilhelm Grimm
Bilderdijks uitermate vreemdsoortige woordenboeken, bij voorbeeld Verklarende geslachtslijst der naamwoorden (tot na Bilderdijks dood - 1831 - herdrukt), werden door de broers Grimm niet als bron gebruikt. Met recht, zou ik schrijven. Jacob en Wilhelm waren in laatste instantie afkerig van geromantiseerde, ideologische of theologische woordenverklaringen. Zij waren echte wetenschappers terwijl onze eigen gekke Willem Bilderdijk theocratisch en somber rondtobde over de ‘waereld’ die hem een gruwel was. Zat bij Bilderdijk in ieder woord de Arke Noachs of tenminste een antirevolutionaire component verscholen (als hij zo'n component niet kon ontdekken, verzon hij hem); bij de Duitse broers heerste een oprechte woordhistorisch en -verklarende fanaat heid die men slechts kan prijzen.
De Grimms waren echter een karwei begonnen dat niet in één of zelfs twee levens te voltooien was. Wilhelm kwam bij zijn dood tot de letter D. Jacob werkte nog vier jaar verder aan de E en de F. Dieter Henneg schrijft in Katalog der Ausstellung im Palais Bellevue (= Brüder Grimm-Museum; Kassei 1973) op bladzijde 126 dat Jacobs laatste woord het lemma ‘Frucht’ was. Na de dood van Jacob in 1863 werd het Duitse woordenboek niet gestaakt. Een enorm gezelschap van excerpenten, lexicografen, overschrijvers en typisten voltooide een immens project dat na het verschijnen van het laatste deel soms al weer een eeuw verouderd was, maar een Fundgrube betekende voor een taal waarvan men wel eens heeft gezegd dat zij de wijsbegeerte haar definitieve gestalte heeft gegeven. Het Grimmse woordenboek is inderdaad een werkstuk dat met graagte alle mogelijke betekenissen van ‘Gott’, ‘Welt’ en ‘Das Sein’ behandelt en daardoor werd het vooral zo verschrikkelijk omvangrijk.
Tussen 1941 en 1951 verschenen er geen afleveringen. Het deel dat in 1952 verschijnt opent met een onthutsend voorwoord: men heeft tussen 1945 en 1951 geen afleveringen kunnen publiceren omdat er een geheel nieuwe staf moest worden opgeleid. De oude medewerkers waren bijna allen in de oorlog omgekomen.
Ik zag het meterslange werk voor het eerst in 1971 staan in een Duits taalkundig instituut, beleefde vervolgens gedurende enkele jaren de voortschrijdende inrichting en uitbreiding van het Grimm-Museum te Kassei en bezocht op 17 juli 1982 voor het laatst Kassei om mij eerst te vergenoegen in de Grimmse woordliefde en vervolgens, met veel minder graagte, te storten in de Documenta-gekte die was ingericht door Rudie Fuchs. Het inmiddels volwassen Grimm-museum gaf een aardige indruk van de woordenboekenmakerij in het verleden door middel van een aantal vitrines. Het eigenaardige van het Deutsches Wörterbuch (DW) is het stempel dat de broers erop gedrukt hebben. In Engeland geldt hetzelfde voor Oxford English Dictionary waarop James Murray (1837-1915) zo zwaar drukte dat hij het woordenboek bijna in persoon werd. De ‘Oxford’ werd voltooid in 1929 maar in 1933 was er al weer een supplementdeel nodig.
Voor een belangrijk deel hebben de opvolgers van Grimm en Murray verder gewerkt in de geest van de drie heren die hun werk allen niet voltooid zagen. Dat kan men niet zeggen van het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) dat lange tijd heeft uitgeblonken dooreditorische twistziekte, spellingperikelen en het eindeloos aanpassen of wijzigen van de beginselen. Eerst ging het WNT niet verder terug dan 1637, daarna vervroegde het zich tot 1580; eerst besloot men tot de dag van heden te gaan, in de jaren zeventig van deze eeuw als laatste jaar van het te behandelen materiaal 1920 te kiezen, terwijl men reeds eerder had besloten ‘onkiese’ woorden weer wel op te nemen. C.F.P. Stutterheim merkte ooit op dat ‘toen het werk veel langzamer vorderde dan de initiatiefnemers hadden voorzien, het heden gestadig langs de tijdas schoof zodat het b.v. voor de T-woorden meer dan een eeuw later viel dan voor de A-woorden.’ Immers: de eerste aflevering van het WNT verscheen in 1864, heden is men bezig aan de staart.
Fiches van de gebroeders Grimm voor het DW
Naar het zich laat aanzien zal het WNT over vijftien jaar eindelijk voltooid zijn. Men heeft dan over een uitermate onoverzichtelijk en lexicografisch instabiel werk 136 jaar gedaan. Daarbij moet worden opgemerkt dat sommige letters niet alfabetisch-chronologisch werden bewerkt, hetgeen soms ook voor het DW geldt, waardoor er complicaties als deze zijn ontstaan: de A beschrijft de taalsituatie tot ongeveer 1860 zonder onkiese woorden en de U geeft de situatie tot 1920 met medeneming van onkiese woorden. De eigenlijke schepper van het WNT was M. de Vries aan wie iedere Grimmse of Murrayse grootheid vreemd was. Zonder de verdiensten van De Vries te ontkennen, kan men niet anders zeggen dan dat in zijn eerste opzet de tragiek van het WNT al begon.
Pas sedert enkele jaren lijkt er op het Leidse Instituut voor Nederlandse Lexicologie, waar het WNT wordt voltooid, een nieuwe en frisse wind te heersen. Men snakt naar zijn voltooiing en is al bezig met nieuwe woordenboeken en gecomputeriseerde projecten. Waarbij men voor ogen moet houden dat hoe gebrekkig het WNT de komende eeuwen ook zal blijken te zijn, het een uniek project is van filologisch kunnen. In Leiden heeft men vage voornemens het WNT (dat voor ongeveer zeven mille nog steeds in losse afleveringen integraal leverbaar is) in microdruk op de markt te brengen. Een commerciële uitgever overweegt af en toe de uitgave van een redelijk geprijsde pocket-reprint. Over een herdruk van dat andere Nederlandse woordenboek, dat het Middelnederlands behandelt van ongeveer 1200 tot