Elias Canetti
vervolg van pagina 7
schrift - een dagboek bijhoudt. Het andere, waarvan overigens een deel letterlijk voorkomt in Die Fackel Im Ohr, gaat over de ontstaansgeschiedenis van Canetti's enige roman Die Blendung, en daaruit blijkt eens te meer met hoeveel onbegrip dit curieuze werk in de jaren dertig werd ontvangen.
Staan er in Het geweten in woorden ook zwakke essays? Als uitgesproken zwak zou ik geen enkel van deze vijftien opstellen willen betitelen, maar misschien zijn de korte fragmentarische essays over Tolstoi en Confucius toch enigszins teleurstellend. Opmerkelijk vind ik echter wel dat het eerste en het laatste opstel uit deze bundel stilistisch enigszins uit de toon vallen. Deze opstellen, die over Hermann Broch en over ‘Het beroep van schrijver’ gaan, zijn ontegenzeggelijk moeizamer geschreven en, zeker wat het laatste betreft, erg retorisch. Dit is des te opmerkelijker omdat Canetti zich in de andere essays een werkelijk briljant stilist toont - zoals hij dat natuurlijk ook in zijn overige werk is.
Misschien is dit zelfs wel het opmerkelijkste aan de gehele bundel: dat Canetti, ondanks zijn compacte Stijl, waarin zijn grote eruditie en scherpe intellect zich nadrukkelijk manifesteren, er toch in slaagt zijn betoog overal zo vloeiend en toegankelijk te houden. Canetti's taalgebruik zou men ook nog het beste klassiek of tijdloos kunnen noemen. Dit geldt zeer zeker ook voor de inhoud. Deze essays zijn zonder meer tijdloos. Toch mag hieruit niet geconcludeerd worden dat Canetti zich aan de huidige tijd weinig gelegen laat liggen, of zelfs dat hij in een ivoren toren zou huizen. Het tegendeel is waar. Regelmatig drukt Canetti in deze opstellen zijn bezorgdheid uit over de wereld. En, wat nog belangrijker is, met bijna dezelfde regelmaat keert in deze vijftien essays de gedachte terug dat iemand die zich schrijver noemt een ‘absolute verantwoording’ heeft voor alles om hem heen - wat als uiterste consequentie heeft, zoals uit het laatste opstel blijkt, dat hij de moet proberen te verhinderen.
Theodor Duquesnoy heeft deze veelzijdige essaybundel heel goed vertaald, wat niet gemakkelijk kan zijn geweest. Hij is een zeer nauwgezet vertaler die de oorspronkelijke tekst volledig recht doet. Het Nederlands leest dan ook als het Duits: enigszins archaïsch, soms wat plechtig, nergens modieus. Eerder al vertaalde Duquesnoy ander werk van Canetti, en hij verdient veel waardering voor de wijze waarop hij zich jarenlang aan dit machtige oeuvre heeft gewijd.
■