Boekverbod
Ten Braven
Communisten zijn in dit land langzamerhand weer helemaal ‘du bon ton’. Weliswaar stemt bij verkiezingen vrijwel niemand meer op hun partij en de opiniepeilingen voorspellen een nóg verder wegslijten van onze marxistische splinter. Maar er heerst nu toch algemeen een welwillende houding van tolerantie jegens de CPN waar de laatste horizontalen aan de eindstrijd bezig zijn tegen hun (vroegere) partijgenoten die zich tot een vaag mensenvriendelijk feminisme hebben bekeerd.
Dat is wel eens heel anders geweest. Voor de oorlog waren er staatsrechtgeleerden die serieus overwogen het communisme én de NSB, in één moeite door, te verbieden als ‘de ondemocratische partijen’. Er was in de jaren dertig een aanzienlijke groep opiniemakers die staande hield, dat een democratisch staatsbestel het fundamentele recht had zich te verdedigen tegen partijen die op grond van hún beginselen de democratie om zeep zouden helpen als ze de kans kregen.
Zo'n dertig jaar nadien, toen de grote westerse democratieën zichzelf in discrediet hadden gebracht door hun neokoloniale aspiraties in Suez, Algerije en Vietnam, werd het communisme in menig oog synoniem voor het ideaal van een nieuwe mens en nieuw spontaan elan, waarvoor desnoods het besmette, burgerlijke vrijheidsideaal moest worden opgeofferd.
Sindsdien hebben de Eurocommunisten vrijwel overal de band met Moskou doorgesneden, Nederland telt nog anderhalve stalinist en de omgeturnde CPN lijkt weer op de bres te staan voor alle vrijheden en mensenrechten. In oude rode bolwerken heb je hier en daar in fatsoenlijke communistische wethouders die collegiaal samenwerken met burgemeester en wethouders uit de burgerlijke partijen. Wie de Tamar-indeling voor de begrippen links en rechts aanhoudt (links verdedigt de vrijheid en de tolerantie, rechts staat voor geheimhouding en repressie) voelt haast de neiging die laatste CPN-politici tot de linkse krachten te rekenen.
Maar dan opeens is er een verhelderend incident, waarbij de oude aap weer uit de mouw komt en daarbij gaat het dan, heel typerend, steevast om het verbieden van boeken. In Amsterdam schijnt er een portefeuille voor Volksontwikkeling te zijn (de term alleen al ruikt naar ver voor de oorlog) en die wethouderszetel wordt bezeten door de oud-horizontale communist Walraven, die als volksontwikkelaar terecht de strijd tegen racisme en fascisme hoog in zijn vaandel heeft geschreven. Maar onlangs hield zijn Raadscommissie een hoorzitting in het zalenverhuurbedrijf Kras op de Dam; de wethouder had immers een gloedvolle nota voortgebracht over de nieuwe methoden waarmee racisme en discriminatie hoofdstedelijk zouden worden bestreden.
Hoewel ik geen uitgaanstype ben, kan ik van dit soort discussies nooit genoeg krijgen. Dus kwam ik, uiteraard net te laat, de zaal binnen op het moment dat directeur De la Court van de Openbare Bibliotheek, een typische ruwe bolster, in een pittig betoog vertelde dat hij in zijn bibliotheek heel wat racistische literatuur had verzameld waaronder Mein Kampf van A. Hitler en publikaties van de Centrumpartij. Prompt ontstak wethouder Walraven, uiteraard de politieke bovenbaas en subsidiegever van de openbare boekenuitleen, in een dramatische tirade: hij vond dat er geen cent van de belastingbetaler besteed mocht worden aan drukwerk dat een gevaarlijke ideologie kon verbreiden. ‘Geen medicus kan een ziekte aanpakken, zonder de bacillen te bestrijden,’ sprak hij letterlijk in een gedurfde medisch-militaire beeldspraak.
En daar kwam de bijna vergeten totalitaire politicus onvervalst om de hoek kijken: boeken zijn in zijn ogen gevaarlijke bacillen die moeten worden uitgeroeid. Dat dit de gewone dictatoriale respons is op ideeën die ons niet bevallen, komt niet in het proletarisch denkraam van zo'n Walraven op. Die staat eerder op het standpunt: ‘Denkbeelden onderdrukken en boeken verbieden, dat is mooi dan houden we de volksontwikkeling tenminste in het spoor dat ons welkom is.’
De wethouder wilde desnoods gedogen dat in de Universiteitsbibliotheek de antisemitische werken van ene Céline bewaard worden (over deze rijksinstelling heeft hij namelijk niets te zeggen), maar als het aan hem lag mochten de bezoekers ze niet zien: ‘Je moet eigenlijk zorgen dat ze niet toegankelijk zijn,’ zei hij, zijn machteloosheid met moeite verbijtend. Ergo: Walraven zou er graag voor zorgen dat bepaalde boeken voor volwassen lezers ontoegankelijk zijn: sinds de middeleeuwen van Eco hebben we nog niet veel vooruitgang geboekt!
In meer autoritaire tijden heb ik dat in de Bibliothèque Nationale te Parijs ook wel meegemaakt: bepaalde pornografische werken waren daar wel aanwezig, maar in de z.g. ‘Enfer’, waar ze alleen door een enkele verlichte, niet te bederven geest mochten worden geraadpleegd, mits het onderzoeksdoel de zinnen niet prikkelde of de volksziel bedierf.
Je houdt in Amsterdam bij voorbaat je hart vast voor de volgende wethouder op Walravens zetel die wellicht perverse zeden of alcoholgebruik als voiksbederf ziet en daarom de subsidiegelden wil onthouden aan Openbare Bibliotheken waar men Reve of Carmiggelt vrijelijk ter lezing aanbiedt.
Walraven die op de Princenhof-conferenlie van begin 1984 zo ferm het fascisme wilde bestrijden, lijkt de methoden van die beweging nog onvoldoende te hebben bestudeerd. Destijds probeerde men al ideeën die moesten worden uitgeroeid te verbranden of in nacht en nevel op te lossen. Na even nadenken had Walraven misschien kunnen concluderen dat je vijandige denkbeelden pas goed kunt bestrijden door ze zo veel mogelijk bloot te leggen, te analyseren en dan op punten te verslaan. Door gedachten te verbieden, te verdringen of naar het ondergrondse te jagen heeft nog geen enkele Grote Broer in Oost of West zijn tegenstanders echt kunnen verdelgen.