De bruine boekwinkel
Ten Braven
Dezer dagen heeft het Europese Hof zich neergelegd bij de Franse Wet-Lang die daar de vaste boekenprijs regelt. Die ‘Verticale Prijsbinding’ - dat is nu iets wat ons, letterlievender!, allemaal aangaat, maar waar wij niets van begrijpen. Natuurlijk horen wij voortdurend dat het lot van ons mooiste cultuurgoed - het boek - afhankelijk is van de vaste prijsafspraken tussen uitgeverij en boekhandel; toch beelden we ons maar in het verband te snappen, alleen door er zo min mogelijk over na te denken.
Er zijn twee hoofdrollen - naar Jack Lang te Parijs en de CPNB ons verzekeren -: Ten eerste willen we een breedbandig boekenaanbod veilig stellen, zodat het mogelijk blijft naast een rijtje bestsellers ook een paar worstsellers (dichtbundels, experimentele romans) aan te schaffen. Ten tweede moet de gespecialiseerde boekhandel gered worden, waar warenkennis en service geboden worden; en zulks kan alleen als men daar ook het goedlopende boek kan blijven verkopen, wat onmogelijk zou zijn als het warenhuis op de hoek het hele Wolkers en Reve-arsenaal tegen dumpprijzen aanbood.
Zo luidt, dacht ik, ongeveer de redenering. Maar laten we nu eens even rustig nadenken. Ik begin met een bekentenis: ook ik heb één keer een boek geschreven over een maniakale vrijetijdsbesteding mijnerzijds (Lettertypen in de Noordnederlandse incunabel). Uitgeverij Moussault te Amsterdam, zaliger nagedachtenis, zag er iets in en heeft ongeveer 1500 exemplaren, met een prachtig gekleurde omslag van Frits Stoepman, op de markt gebracht. Kort daarop werd het drieste bedrijfje opgeslokt door - naar ik meen - het Spectrum.
Waar het nu om gaat is dit: van de verticaal gebonden prijs (f 19,50) was volgens het standaardcontract van de VVL-KNUB tien procent voor mij als auteur en veertig procent voor de boekhandel. Wat betekent zoiets? Zelf heb ik ongeveer acht jaar werk in die wiegedrukken gestoken, plus nog een jaar nazorg (registers, correctie); vervolgens kreeg ik per verkocht exemplaar de formidabele vergoeding van f 1,95. De boekhandelaar daarentegen die achteloos mijn drukwerk van de plank greep en er een papiertje omheen deed - ca zeventig seconden werk - ving daarvoor f 7,80.
We zijn hier te lande gewend de zogenaamde serviceboekhandelaar te beschouwen als een eerzame hobbyist die nauwelijks het hoofd boven water kan houden en een vetpot zal het bij de meesten ook niet zijn; dat neemt niet weg dat wij exorbitant moeten betalen voor de minuscule bijdrage die hij aan het boekenverkeer levert. De boekenbranche pleegt hier te spreken van ‘veertig procent boekhandelkorting’ en inderdaad voor een boek dat ons dertig gulden kost, betaalt de winkelier de uitgever slechts achttien gulden. Die twaalf gulden daartussen maken zijn winst uit.
Wal de gemiddelde boekenkoper zich echter niet realiseert is dat de boekwinkel langs deze weg een winst van zesenzestig procent incasseert. Bij een inkoopprijs van achttien gulden strijkt men immers twaalf gulden, oftewel twee-derde van de investering op als pure winst. (Is dit geen adembenemend exact verhaal?).
Dat echte schrijvers deze wanverhouding accepteren is eigenlijk een raadsel. Ik moet de meubelfabrikant nog zien die zich laat afschepen met tien procent van de verkoopprijs, terwijl groothandel en winkelier de rest van de koopsom opdelen.
Zo zou het naar mijn mening niet hoeven te gaan. Een zwager van mij heeft onlangs een bundel in huisvlijt gebaarde verhalen zelf laten drukken bij een beter soort kopieerinrichting in Bodegraven. Tweehonderd exemplaren in een aardig kaftje kostten hem daar f 900, -, oftewel f 4,50 per stuk. Bij verschillende boekhandels in zijn omgeving heeft hij het partijtje uitgezet onder de afspraak dat hij mettertijd voor ieder verkocht exemplaar een tientje zou beuren. Hoe hoog de boekhandel de klantenprijs zou stellen liet hij aan de locale beleefdheid over. Voor vijftien à twintig gulden zijn die tweehonderd exemplaren in de maand december, als typische boekjes in de cadeauklasse, de winkel uitgevlogen.
Een simpele rekensom leert dat de auteur in dit geval een winstpercentage van ruim honderd procent heeft behaald, terwijl de verticaal niet gebonden boekhandelaar zijn (geringe) moeite naar eigen inzicht zag beloond. Mijn conclusies zijn voorlopig deze, tot iemand me uitlegt waar ik mij vergis: de uitgeverij hoeft bij het wegvallen van de vaste boekenprijs zijn winsten helemaal niet aangetast te zien: het enige verschil is dat de grootgrutter die de bestsellers verkoopt, genoegen neemt met een veel kleinere winst dan die zesenzestig procent van de reguliere boekhandel. En dat betekent een goedkoper boek voor de gewone consument.
Maar hebben we daar het stil verscheiden van de service-boekhandel voor over? Desnoods. Heel eerlijk gezegd ben ik zelf nooit zo erg gebrand geweest op de bruine boekwinkel, waar de verstokte verkoper achter ons aanzit met de vraag ‘wat we ongeveer in ons hoofd hadden’. Vooral die alleraardigste meneer Lobo van Van Rossum was jarenlang een distel op mijn pad want keer op keer verliet ik zijn bedrijfje met goedbedoelde boeken die hij mij had aangepraat en die ik nooit had willen kopen.
Nee, geef mij maar de grote boekenhal, waar alles wat in omloop is breed ligt uitgestald en niemand je tracht te adviseren. Daar is het zalig zoeken, voorproeven, weer wegleggen en na een uur toch kopen. En juist dit soort groot boekhandels zal ook bij ongebonden prijzen vrijuit blijven bestaan.
Dus wat willen we nu eigenlijk?
P.S. Rond deze rubriek speelt zich een pijnlijke kwestie af; her en der beweert men namelijk dat ik deze stukken niet zelf zou schrijven, maar iemand anders. In een VPRO-dinsdagavond programma over boeken is zelfs een prijs uitgeloofd voor iemand die kon onthullen wie Ten Braven was. Toen ik opbelde om te zeggen dat ik het zelf was, werd ik niet geloofd! En in een programma van Herman Stok, zaterdag jongstleden, wist een meneer met zekerheid te melden dat ik Doeschka Meijsing was en zulks alleen omdat zij geen ander stuk in de bijlage had geschreven... Maar ik sta toch in het telefoonboek! Laten ze me dan eens opbellen, dan kan ik gewoon bewijzen dat ik zelf deze stukken schrijf. En echt Ten Braven heet, mijn hele leven al.