Uit de hand gelopen kussengevechten
De Mitfords, in onschuldige en minder onschuldige eigenaardigheden
The House of Mitford door Jonathan en Catharine Guinness Uitgever: Hulchinson, 605 p., f 64,95
Martin Koomen
Groot-Brittanië is van oudsher een natie waar excentrieke persoonlijkheden gedijen. ‘Characters’, van welke aard ook, kunnen er in beginsel in elk geval op een zekere sympathie en belangstelling rekenen. Voeg daarbij de natuurlijke interesse die mensen in iedere samenleving plegen te hebben voor het doen en laten van de personen die de hoogste sociale kaste bevolken, en je hebt het begin van de verklaring waarom de Engelse familie Mitford de laatste jaren zoveel furore maakt.
De zes zusjes Mitford, dochters van David, de tweede Lord Redesdale (1878-1958), hebben niet alleen bij menige gelegenheid de drukpers in beweging gebracht (de boeken van en over hen omvatten memoires, romans en biografieën), er zijn televisieprogramma's over hen vervaardigd, tot en met een serie over het leven van een van hen (Unity) en een musical over alle zes: The Mitford Girls. Geen wonder dat Jonathan Guinness, de zoon van een van het zestal (Diana) en zijn dochter Catherine Guiness, hun boek The House of Mitford op een wat verontschuldigende toon inleiden. Deze meer dan zeshonderd bladzijden tellende turf op de hand wegend, komt men maar al te gemakkelijk tot de verzuchting: Wat? Alwéér?
De lectuur van het boek leven vervolgens wel een zekere rechtvaardiging van de door de auteurs gekozen aanpak op. Het blijkt de moeite waard de leden van deze opmerkelijke familie eens als collectief in ogenschouw te nemen, dus te zien wat ze gemeen hadden en uit welke gemeenschappelijke bronnen ze hebben geput. Dit is vooral daarom interessant omdat de zusjes in politiek opzicht zulke tegengestelde richtingen zijn ingeslagen. De oudste, Nancy, werd aanhangster van de Labourpartij (haar werk als romanschrijfster vormde destijds het begin van de ‘Mitford-industrie’). Diana en Unity kozen met volle overtuiging voor het fascisme - de eerste trouwde met de Britse fascistenleider Sir Oswald Mosley, de andere maakte haar vurigste wensdroom waar door bevriend le raken met Adolf Hitler. Jessica tenslotte werd communiste. Twee andere zusjes, Pamela en Deborah, vallen in deze flamboyante familie op door hun gewoonheid, al schreef Deborah (‘Debo’) dan óók een boek en werd ze hertogin van Devonshire. Een broer Tom werd fascist en sneuvelde in de Tweede Wereldoorlog in de strijd tegen de Japanners - met opzet gekozen, want tegen de hogelijk bewonderde Duitsers vocht hij liever niet.
Zoals gezegd, een boek dat al deze mensen portretteert en het beeld van hun familiebetrekkingen schildert, valt zeer wel te rechtvaardigen. Tegelijkertijd moet gezegd dat men om een goed en objectief beeld van juist die familieband te verkrijgen, bij deze auteurs niet terecht kan. Daarvoor zijn ze, zelf familieleden zijnde, te veel partij - dat blijkt maar al te duidelijk uit hun boek.
Een omvangrijk eerste deel behandelt de levensloop van de twee grootvaders van het septet. Die van vaderszijde, de eerste Lord Redesdale, werd geboren als Algemon Bertram (‘Bertie’) Mitford en maakte carrière in de diplomatie en de politiek. Behalve zijn memoires (hier in negen knap saaie hoofdstukjes samengevat) publiceerde deze prototypische Victoriaanse conservatief onder meer een inleiding tot een studie over de grondslagen van zijn tijd, de negentiende eeuw. De eigenlijke auteur van dat werk was Houston Stewart Chamberlain, schoonzoon van Wagner, extreem Duitsgezind en anti-semiet. Dat reeds déze Mitford zich inspande om Chamberlains ideeën te verspreiden (diens boek werd een van de ideologische bronnen van de nazi's), is in het licht van de latere familiegeschiedenis niet zonder betekenis. De auteurs evenwel leggen er veeleer de nadruk op dat het destijds ‘toegestaan (was), en niet ongewoon, om afkeer van de joden uit te drukken’ (blz. 112).
De Mitfords