Een helse sloot
Vermeend vuurwerk in Grondwerk
Grondwerk Essays en polemieken door Kees Helsloot Uitgever: Manteau, 158 p., f 22,50
Peter de Boer
Wat is duidelijkheid? Kees Helsloot laat er in zijn polemiek- en essaybundel Grondwerk geen misverstand over bestaan dat het literaire wereldje naar zijn idee wordt bevolkt door good guys en bad guys. Hij heeft zijn stukken dan ook in twee afdelingen ondergebracht: ‘Voor’ en ‘Tegen’. Toch is dit zwart-witschema nogal misleidend, want ook in de afdeling ‘Voor’ haalt Helsloot regelmatig fel uit naar wie hem tegenstaan. Zelfs wanneer hij zich uitdrukkelijk voorneemt om ‘voor de verandering nu ook eens iets minder negatiefs te schrijven’ (in een artikel over Henk Romijn Meijer), valt hij luttele alinea's later alweer uit zijn rol wanneer hij komt te spreken over de ‘Homo Onbenul’ K.L. Poll, de ‘charlatan Bernlef’ en (dit laatste zonder énige aanleiding) over ‘Jan Wolkers met zijn grote pik’. Mij is als ik zulks lees maar één ding duidelijk: twistziek bloed.
De literatuurcritici moeten het in Grondwerk ontgelden. Hoe tekenend dat van de zes artikelen in de afdeling ‘Tegen’ er maar liefst drie aan critici zijn gewijd, terwijl van de acht artikelen in ‘Voor’ er maar één handelt over een criticus, en dan nog een dode: C.J.E. Dinaux. Levende critici doen Helsloot in berserkerwoede ontsteken. Poll is niet alleen een onbenul maar ook een ‘klont’. Kees Fens mag onder andere een ‘kromprater’ en ‘zeurkous’ heten, alsook de kampioen van ‘het vrome gestuntel’, Willem Kuipers is een ‘parasiet’ annex ‘taalteek’, Wam (‘zwam maar door’) de Moor een ‘zacht ei’ dat zichzelf ‘verplet (...) in zijigheid’. Enzovoort. Enzovoort. Carel Peeters? Kees Verheul? Anton Korteweg? Jaap Goedegebuure? - ach, wat hebben zij toch gedaan? Mandarijnenbloed, zij allen, ‘wanstaltige kolommenvullers’ die, wordt Helsloot niet moe te beweren, roddel en laster braken, temen, flemen en fluiten, dan wel wauwelen, zaniken en zeiken. Helsloots stukken zijn van dit argumenteren en polemiseren door middel van argot vergeven. Waar Helsloot hoopt te kunnen wedijveren met de polemische kanonslagen en het Bengaals vuur van Jeroen Brouwers en W.F. Hermans, van wie hij de kunst van het polemiseren zo slecht heeft afgekeken, daar komt hij niet verder dan het afsteken van een doosje gillende keukenmeiden. Een luide stilte, daar eindigt het mee.
Helsloot scheldt en stelt liever dan dat hij argumenteert, meer zinnigs weet ik niet over hem te zeggen. Als hij al eens op een interessante kwestie stuit, werkt hij die niet uit. Interessant is bijvoorbeeld zijn opmerking dat Kees Fens ‘op iedere schrijver (...) de sjabloon van de religie’ legt. Dat het om de andere zin verketteren van deze sjabloon, waarbij hij de uitgekauwde toespelingen op ouwel, miswijn en wijwaterkwast niet schuwt, zelf ook weer een sjabloon is, heeft Helsloot blijkbaar niet in de gaten. Maar waarom niet eens wat dieper op Fens' preoccupaties ingegaan? Naar mijn bescheiden heidense mening speelt de religie, zo men wil: de transcendentie, in de kunst wel degelijk nog altijd een belangrijke rol. Vrijwel elke schrijver doet op zijn tijd wel een gooi naar het absolute: noem het God, of een lege transcendentie: het Niets, dan heb je alles wel gehad. Om hem daarin enigszins te kunnen volgen is een zekere ‘bevindelijkheid’ nooit weg. Fens schijnt daarover te beschikken.
Voor dergelijke zaken heeft Helsloot geen oog. Hij blijft bij het graven van zijn sleuven 't liefst zo dicht mogelijk bij de oppervlakte. Daar maakt hij zich boos over de vermeende pretenties van anderen, hoewel hij er zelf niet voor terugschrikt om zijn eigen pierdunne tekstanalyses en boekbesprekingen als ‘essays’ te bestempelen. Of hij laakt het ‘slecht’, ook wel ‘mank’ en ‘barbaars’ genoemde taalgebruik van vrijwel heel schrijvend Nederland, om daar sans gêne zinnen tegenover te stellen als: ‘Mensen die zich niet meteen in een sex-situatie bevinden bevolken de verhalen en romans van Romijn Meijer.’ Wat moeten we met zulke zinnen? Weg ermee, voordat we onszelf als zoutpilaren terugvinden in een perplexsituatie.
■