Vertaald
Tzili door Aharon Appelfeld, vertaling Han Visserman (Sijthoff, 144 p., f 19,95) De verteller begint met te zeggen dat het misschien beter zou zijn het levensverhaal van Tzili Kraus maar niet te vertellen. ‘Haar lot was wreed en roemloos, en we zouden haar verhaal nooit hebben kunnen vertellen als het niet echt was gebeurd. We zullen het in alle eenvoud doen.’ De Israëlische schrijver Aharon Appelfeld heeft in Tzili zijn eigen zwerftocht door de Oekraïne beschreven, nadat hij als kind uit een concentratiekamp was gevlucht. We volgen het dertienjarige, Oosteuropese, joodse meisje Tzili gedurende een aantal jaren. Ze wordt door haar familie verwaarloosd omdat ze dom en lelijk is en ze laten haar achter ‘om op het huis op te passen’ als de jodenvervolgingen beginnen. Ze gaat zwerven. Haar enige ‘geluk’ is dat ze er niet joods uitziet; dat redt haar leven. Tijdens haar zwerftocht vindt ze bij verschillende mensen onderdak, maar omdat ze menen dat Tzili een dochter is van de beruchte hoer Maria wordt ze overal als een slaaf behandeld. Vrouwen willen ‘de vuiligheid’ uit haar lijf ranselen en mannen willen haar lijf bezitten. Na de zoveelste vlucht treft ze in het bos een joodse onderduiker aan; met hem graaft ze een schuilplaats en samen beleven ze iets dat soms op liefde lijkt. Maar ook hij verlaat haar, en zwanger gaat ze opnieuw op pad. Uiteindelijk bereikt ze samen met een groep medeslachtoffers, overlevenden net als zij, Zagreb waar ze worden opgevangen door het Joint Distribution Committee. Maar, zoals een vrouw het formuleert: ‘De dood zal ons heel ons leven achtervolgen, waar we ook gaan. Vrede zullen we niet meer hebben.’
Heren door Christian Combaz. Vertaling Hubert Janssen. (De Prom, 148 p. f 24,50.) Er zijn romans die tot het eind toe veelbelovend lijken, zodat je je oordeel bladzijde na bladzijde uitstelt. Heren, het debuut van de vierentwintigjarige Fransman Christian Combaz, is daar een voorbeeld van. Op de flaptekst wordt gezegd dat de auteur ‘een scherpe blik toont en nauwgezetheid van taal en in de stijl van Laclos’. Laclos noemen ze waarschijnlijk omdat zijn Les liasons dangereuses aanvankelijk veroordeeld, maar later als meesterwerk werd herkend. De lezer is dus gewaarschuwd; hij heeft een ‘ontdekking’ in handen. De nauwgezetheid van taal kan ik niet vinden. De interpunctie laat te wensen over. Qua stijl is de roman onevenwichtig. Er worden veel clichés gebruikt en de taal is dikwijls bombastisch: ‘Het zwijgen zelf tussen ons was plotseling sprakeloos.’ Het boek bestaat grotendeels uit dialogen die voorzien zijn van ‘beval ik met ijzige stem’ of ‘zei hij met krachteloze stem’ De spanning wordt voornamelijk opgeroepen door vooruitwijzingen. Soms is het wel humoristisch; vooral als de ik-figuur, Simon Gaugier (een twintigjarige student) het over zichzelf heeft. Simon levert zich als betoverd over aan de nukken en grillen van een oude mecenas. Hij houdt van oude mensen. Dat maakt het leven, hoewel de heren hem goedbetaalde banen aanbieden (waarvoor hij niets hoeft te doen) en hem geld in overvloed in de schoot werpen, niet leuker. ‘Waarom ben je zo anders dan je leeftijdgenoten? ‘Ik ga niet met ze om!’ ‘En voel je je desondanks gelukkig?’ ‘Nee.’ Simon is arrogant: ‘Dronken was ik; ja, maar voornamelijk van mezelf.’ Hij vindt zichzelf ‘zo eigenaardig en zwaar op de hand, dat hij doorgaans geen gelegenheid voorbij laat gaan
die last met iemand te delen’. Maar hij ontdekt dat hij een roeping heeft in het leven: hij heeft de plicht ‘een half dozijn onschuldigen en zwakken van wie hij houdt, te beschermen tegen het Kwaad’. Dat leidt tot de moord op ‘de afgezant van de duivel’, ene Yves die twee bejaarde heren bedreigd en chanteert met hun homoseksuele belangstelling. Het is een roman over immoraliteit. Over goed en kwaad. Dat is een interessant probleem. Helaas slaagt de auteur er niet in die problemen voldoende tot leven te laten komen. Hij blijft veelbelovend.
In de familie door Michael Ondaatje, vertaling Paul de Bruin (Bert Bakker, 168 p., f 24,50). In de familie is een neerslag van twee reizen naar Sri Lanka in 1978 en 1980 die de Canadese auteur Michael Ondaatje maakte om het tijdperk van zijn ouders tot leven te brengen. Het boek is zoals hij zelf zegt ‘geen geschiedenis maar een portret of “gebaar”. Het heeft de air van fictie; dat komt omdat op Sri Lanka een goedvertelde leugen evenveel waard is als duizend feiten.’ De voorouders van Michael waren welgesteld en van gemengd Nederlandse, Tamil en Singalese oorsprong. De eerste voorouder kwam in 1600, huwde eerst een Hollandse en later een Singalese vrouw. Ondaatje is een meester in het doen (her)leven van de gebeurtenissen uit het verleden. Het portret wordt in puzzelstukjes gelegd, doordat Ondaatje fragmentarisch weergeeft wat hij uit de verhalen van huidige eilandbewoners te weten komt. Die verhalen gaan terug tot ongeveer 1920. Het is een ontroerend portret van een onorthodoxe familie met een drankzuchtige vader als middelpunt. Het beeld van zijn vader blijft, tot spijt van de auteur zelf, onvolledig. Zijn ouders scheidden toen Michael een tiener was en de moedr vertrok met de kinderen naar Engeland. De Ondaatjes hadden ‘gevoel voor dramatiek, sterke verhalen en de drang af en toe het hoogste woord te voeren’. De aansteller is in ons, constateert Michael. Dat zie je ook duidelijk in de kleurrijke, avontuurlijke grootmoeder Llala, die letterlijk en figuurlijk verdrinkt; de meeste brutale acties zijn overgoten met een alcoholische saus. Om te lezen is het een fantastische jeugd, maar om mee te maken was het zoals een van de kinderen zegt ‘soms een nachtmerrie’. Van Ondaatje werd ook vertaald De verzamelde werken van Billy the Kid waarin hij op vergelijkbare wijze deze held nieuw leven heeft ingeblazen.
MARIJKE HILHORST