Moordmeid
Ten Braven
Meteen al bij de aankondiging dat dit weekblad een interview zou hebben met Maj Sjöwall begonnen de molens van mijn fantasie te malen: daarin zou onder meer de mythe van haar maatschapijvisie worden doorgeprikt. Ik zag al voor me dat Sjöwall, eens mijn grote heldin, zou zeggen dat er helemaal geen sprake was van systematische kritiek op de Zweedse samenleving. En ik was zeer benieuwd hoe ze dat waar zou maken.
Destijds heb ik die eerste Sjöwall-en-Wahlöö's namelijk grandioos gevonden. Voor het eerst begon ik op het brede terrein van het misdaadverhaal (detectives spystories, politieromans, what have you) met grote gretigheid een hele serie op te kopen, naarmate ze hier - in de verkeerde volgorde - op de markt kwamen en ik gaf ze links én rechts aan vrienden cadeau.
Wat vonden wij er allemaal zo bijzonder aan? Volgens mij werd door het Zweedse paar ons verlangen gestild naar de absolute anti-Bond. En ik noem hier J. Bond als vertegenwoordiger van die onderklasse van speurders die zich uitsluitend verzetten tegen superieure misdaadorganisaties met een goedgetraind en ultramodern bewapend privé-leger, voorzien van de nieuwste snufjes op atoomgebied en verschanst achter een stalen, geheel in een vulkaan uitgehouwen bolwerk; hier treedt de private eye, gewapend met een whiskyglas, in zijn eentje binnen, ontregelt alles en doodt de baas van het spul.
De risico's die déze misdaadbestrijders nemen, zijn nogal groot en het loopt dan ook alleen goed af, omdat alles zich binnen de kaft van een paperback voltrekt. Wij lezers geloven er niets van, want wij weten dat de wereld niet zo simpel in elkaar zit. Maar Per en Maj uit Stockholm (tater Malmö) brachten met De vrouw in het Götakanaal de geloofwaardigheid terug in het detectivegenre. Hun manier van vertellen kwam neer op de totale debunking van al die geslepen meesterbreinen, voortgesproten uit Auguste Dupin en Sherlock Holmes, die door close reading van de feiten vanzelf de oplossing zagen. En de karate of judo bedrijvende vechtjas werd hier al evenzeer in zijn hemd gezet.
Nee, in deze Zweedse reeks ontstond langzaam maar zeker een overtuigend beeld van de politieman als mens; en zo hadden we altijd al gedacht dat het in elkaar stak. In deze boeken kan de doorgaans zielige misdadiger alleen worden ingerekend dank zij een overmacht aan mensuren, geduld, geld en administratieve ondersteuning aan de kant van de politie.
De doorsnee-arbeid van de ontluisterde detective bleek neer te komen op langdurig schaduwen, eindeloos bij een huis posten in drie ploegendienst en het doen coördineren van een overstelpende hoeveelheid dom materiaal door een gewillige kudde ambtenaren. Geen geniale ideeën kortom, maar noeste vlijt. Ook Martin Beek, het ‘centre of consciousness’ van deze reeks, was geen mannetjesputter, maar een zorgelijke, betrouwbare, want hard werkende functionaris. En als lezer voelde ik: ja, zo moet het toegaan in deze branche; zo las ik het immers ook in de coverstories over de Heinekenontvoering.
Maar in de latere boeken slopen kleine, vervelende trekjes binnen. Steeds meer bejaarde Zweden bleken van blikjes kattevoer te leven; hooggeplaatste imbecielen lieten bij voorkeur mooie oude wijken afbreken; mensenrechten werden met voeten getreden ter wille van de verkeerde ambities aan de top. Op papier ontpopte de Zweedse staat, die wij voor een wonder van socialistische regeerdrift hadden gehouden, zich als een wormstekige moloch die in zijn voegen kraakte. En op dat punt brachten de latere boeken steeds teleurstellender informatie. Niet dat ik iets tegen maatschappijkritiek heb, maar die van S&W schoot aan twee kanten langs haar doel; ten eerste was zij monomaan: er scheen noch in het politieapparaat, noch in de rechterlijke macht meer iemand te deugen. Volgens hen heerste in Zweden één stelregel: voor hoge posten komen uitsluitend corrupte ellendelingen in aanmerking; en dat bedierf de tevoren zo zorgvuldig aangebrachte toets van herkenbaarheid. Maar ten tweede werd in de latere delen tegen een principiële eigenschap van het genre gezondigd.
Vestdijk heeft er destijds in Marionettenspel met de dood al op gewezen, dat er in een misdaadroman nooit interessante karakters voorkomen. En dat kan ook niet anders; in dit soort boeken is immers ieder element ondergeschikt aan het centrale idee: het raadsel dat pas aan het eind mag worden opgelost. Dat maakt het verhaal noodzakelijk kaal en eenzijdig. Stichtelijkheid, doorkijkjes in de menselijke psyche en komisch effect - alles dient vermeden te worden. En een goede stijl is al helemaal niet nodig; raadpleeg daartoe maar eens de gemiddelde Agatha Christie.
Spanning is de enige functie die telt. Wie daar tegenin gaat door te vertellen hoe onmenselijk de Zweedse samenleving in elkaar zit, verbreekt de enige draad die zijn lezers aan het boek bindt. Trouwens wie wil weten of de Zweedse maatschappij revolutionair dient te worden omgewenteld, koopt wel een ander boek. Ieder genre heeft nu eenmaal zijn beperkingen, maar de meeste van deze heeft de detectiveroman.
Tenslotte - u heeft het allang gelezen - zei Sjöwall in haar interview heel andere dingen: zij gaf volmondig toe dat Per en zij van het begin af aan communist waren geweest en dat er van tersluikse infiltratie met marxisme geen sprake was. Zelfs voor een van de positieve punten van het rotte Zweedse systeem leek ze geen oog te hebben: het feit dat er zulke kritische romans kunnen worden geschreven; tenminste zolang het verhoopte nieuwe bewind er nog niet is gevestigd.