De minnaars
Nog even over de Toscaanse minnaars. Ik las een artikel van een journalist die in Toscane had gepraat met gewone mensen en artsen. Hij kwam tot de conclusie dat coïtus interruptus helemaal niet zoveel voorkomt als u beweert. Al was het alleen maar door het alcoholisme.
‘Ze drinken niet veel alcohol; dat is een statistisch gegeven. Alcoholisme is een ziekte van ouderen in Toscane, niet van jongeren. In Italië heb je niet het soort recreatief drinken, zoals bijvoorbeeld hier in Nederland, althans niet op het platteland. De mensen drinken alleen bij het eten. De geboortecijfers in Italië zijn lager dan die in Engeland, terwijl in Italië maar 15 procent van de vrouwen de pil gebruikt.’
‘Intellectuelen redden zich wel in onze maatschappij. Maar hoeveel intellectuelen zijn er?’
Artsen zeggen dat coïtus interruptus een onveilige methode is door het sperma in het voorvocht.
‘Dat is niet waar. Als een man naar de spermabank gaat en daar een druppel voorvocht produceert, wordt er tegen hem gezegd dat hij nooit een kind zal krijgen. In het voorvocht zitten vier of vijf spermatozoïden, daar word je niet zwanger van. Artsen zijn de ergsten om bij te rade te gaan over anticonceptiemethodes. Ze weten er niets van. Ze hebben er niets over geleerd tijdens hun studie. Ze weten meer van hersenoperaties, waar ze nooit mee te maken krijgen dan van dit facet van het dagelijks leven.
Het is een traditionele methode die aan het uitsterven is. Ik bedoel: spreek een kind aan in de discotheek en vraag wat hij of zij gebruikt, en je krijgt heel andere antwoorden. Maar een plattelandsvrouw van veertig met twee kinderen zal iets antwoorden als: mijn man was voorzichtig met me. Een boerenvrouw moet werken op het land. Die heeft geen tijd om voortdurend zwanger te zijn. Haar man is zich daar van bewust, dus is hij voorzichtig. Il vecchio systema. Ze zijn er niet speciaal trots op, omdat ze intussen genoeg met andere stimuli gebombardeerd zijn, maar ze doen het wel. Het werkte voor hun ouders en het werkt voor hun.’
Wat denkt u van de experimenten met communes in Europa en Amerika als pogingen om de ‘extended family’ weer in ere te herstellen?
‘Zelfs als het om bloedbanden gaat, is het moeilijk zo'n familie bijeen te houden. Je moet een diplomaat zijn, flexibel, ruimhartig. Het is begrijpelijk dat een groepje individualisten dat niet lukt. Je hebt er discipline voor nodig en een economische noodzaak. Wij hebben ook niet de juiste architectuur.’
Hoe woont u zelf?
‘In huishoudens met een aantal mensen, soms met kinderen, soms niet. Het is moeilijk. Ik heb altijd het geld, dus ik betaal de rekeningen. Maar de mensen doen altijd moeilijk over geld. Het schept afhankelijkheidssituaties waar ze niet tegen kunnen. Ze gaan bijvoorbeeld expres dingen verspillen. Ik kan er niet tegen als er vuile borden op de aanrecht staan, maar ik ben altijd de enige die er zo over denkt. Dus was ik ze af. Als ik de anderen daar op aanspreek, zeggen ze: van ons hoef je niet af te wassen. Ooit heeft iemand een mes in mijn keukentafel geplant en er krassen in gemaakt. Het was een prachtige tafel die speciaal voor mij was gemaakt. Hij ergerde zich aan mij en koos toen dat object uit om kapot te maken.’
Wat deed u toen?
‘Niets, ik ging naar mijn kamer. Als ik me van streek had getoond, waren er meer dingen vernield. Het werd gedaan om mij te kwetsen, dus ik kon alleen maar weggaan en niet kijken. Er was ook een situatie dat mijn katten slecht behandeld werden tijdens mijn afwezigheid. Dat was het einde. Ik kan het verdragen als er slecht met het meubilair wordt omgesprongen, als de afwasmachine niet gerepareerd wordt, als ze grof tegen mij zijn, maar niet tegen mijn huisdieren. Ik heb iedereen de deur uitgezet en het huis verkocht.’
U bent niet iemand die een ander eens goed de waarheid zegt.
‘Nee, ik ben niet op die manier genereus. Ten dele komt dat door mijn politieke overtuiging. Ik denk niet dat ik het recht heb ook andermans gedrag te beïnvloeden.’
Maar wanneer men uzelf schaadt of pijn doet?
‘Dan heb ik de optie om me terug te trekken, het veld te verlaten. Het is een tamelijk strikte leefregel, maar ik heb sympthie voor het anarchisme en ik geloof niet in het bemoeien met het leven van iemand anders.’
Wat vond u van de manier waarop David Plante u portretteerde in zijn boek Difficult Women?
‘Ik heb het niet gelezen. Ik was daar zo ontzet door, dat iemand met wie ik bevriend was, het in zijn hoofd haalde om een boek over mij te schrijven, over mijn persoonlijke leven. Hij bood me aan dat ik alles mocht veranderen of schrappen waar ik het niet mee eens was, maar dat zou betekenen dat ik mee zou gaan met het idee, en ik wilde er eenvoudig niets mee te maken hebben. Daar komt nog bij: als er één slecht observeerder is, dan is het wel David Plante. Altijd moet hij gecorrigeerd worden als hij een verhaal vertelt: “Nee, David, zo was het niet; je hebt het verkeerd gezien.” Mij wordt altijd gevraagd of ik echt zonder onderbroek met alleen een jurk aan op terrasjes in Toscane zat. Dat heeft hij geschreven. Het is onwaar, het slaat nergens op. Zoiets zou ik nooit doen.’
Heeft u tegenover hem ook geen uiting gegeven aan uw gevoelens van woede? Of de vriendschap opgezegd?
‘Nee, als iemand mij zo slecht kent, heeft het geen zin om iets te ondernemen. Ik zei: publiceer het niet. Maar hij deed het toch. Het enige wal ik gedaan heb, is hem nooit meer opbellen. Als hij mij belt, dan praten we. Maar hij heeft me iets afschuwelijks aangedaan wat me de rest van mijn leven blijft achtervolgen. Ik kan hem niet vergeven. Als ik dat zou doen, zou het lijken alsof ik toch stiekem gevleid was door dat boek, door de manier waarop hij mij geëxposeerd heeft.
Maar ik heb geen ruzie met hem gemaakt. Ik leef geen woede uit op het persoonlijke vlak. Alleen met instituties of met mensen die instituties vertegenwoordigen.’
■
Germaine Greer, Het lot van de vrouw, Meulenhoff, 612 p., f 39.50
Engelse paperback editie:
Sex and Destiny, The Politics of Human Fertility, Picador, 469 p., f 17,15. Importeur: Van Ditmar